In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Chapitre 3
C + D
Slide 1 - Tekstslide
Wat is dit?
A
la robe
B
le pull
Slide 2 - Quizvraag
Wat zijn dit?
A
les ados
B
les chaussures
Slide 3 - Quizvraag
Vertaal: bijna
A
devant
B
presque
Slide 4 - Quizvraag
Vertaal: echt
A
vraiment
B
plusieurs
Slide 5 - Quizvraag
Wat is dit?
A
la rue
B
la couleur
Slide 6 - Quizvraag
C: Phrases-clés
blz. 108-109
Slide 7 - Tekstslide
D: Het aanwijzend voornaamwoord
Slide 8 - Tekstslide
Laten we eerst beginnen met het ophalen van voorkennis.
Weet je nog wat een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands is?
Klik in de lessonup op dit icoontje voor het geluidsfragment
Slide 9 - Tekstslide
Toelichting aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands
Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt. Dat = aanwijzend vnw
Slide 10 - Tekstslide
Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze
Slide 11 - Quizvraag
Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Video
En dan nu in het Frans..
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:
Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc
Slide 14 - Tekstslide
Enkelvoud
Ce Mannelijk
Tu connais le plat?
Ken jij het gerecht?
Tu connais ce plat?
Ken jij dat/dit gerecht?
Slide 15 - Tekstslide
Enkelvoud
Ce Mannelijk
J'aime le restaurant.
Ik houd van het restaurant.
J'aime ce restaurant.
Ik houd van dit/dat restaurant.
Slide 16 - Tekstslide
Enkelvoud (die, deze, dat, dit)
Cet Mnl met klinker of h
Slide 17 - Tekstslide
Enkelvoud
Cet Mnl met klinker of h
L'ingrédient donne du goût.
Het ingredient geeft smaak.
Cet ingrédient donne du goût.
Dat/dit ingredient geeft smaak.
Slide 18 - Tekstslide
Enkelvoud
Cet Mannelijk met klinker of h
Tu peux couperl'oignon?
Kun jij de ui snijden?
Tu peux couper cet oignon?
Kun jij die/deze ui snijden?
Slide 19 - Tekstslide
Enkelvoud (die, deze, dat, dit)
Cette Vrouwelijk
Slide 20 - Tekstslide
Enkelvoud
Cette Vrouwelijk
La semaineest longue.
De week is lang.
Cette semaine est longue.
Deze/die week is lang.
Slide 21 - Tekstslide
Enkelvoud
Ce Mannelijk
Cet Mnl met klinker of h
Cette Vrouwelijk
Slide 22 - Tekstslide
Meervoud (die, deze)
Ces meervoud
Slide 23 - Tekstslide
Meervoud
Ces meervoud
Tu aimes les vacances?
Vind jij de vakantie leuk?
Tu aimes ces vacances?
Vind jij die/deze vakantie leuk?
Slide 24 - Tekstslide
Meervoud
Ces meervoud
On a déjà les ingrédients.
We hebben de ingredienten al.
On a déjà ces ingrédients.
We hebben deze/die ingredienten al.
Slide 25 - Tekstslide
sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux
Slide 26 - Sleepvraag
Slide 27 - Tekstslide
______agenda [mannelijk] die/deze agenda
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet
Slide 28 - Quizvraag
_____ livre [mannelijk] dat/dit boek
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces
Slide 29 - Quizvraag
________ filles [vrouwelijk] deze/die meisjes
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet
Slide 30 - Quizvraag
_____ acteur [mannelijk] deze/die acteur
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces
Slide 31 - Quizvraag
_______ émission (v) deze/die uitzending (op tv)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce
Slide 32 - Quizvraag
______ journaux deze/die kranten
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 33 - Quizvraag
______ salade (v) deze/die salade
A
cet
B
ce
C
ces
D
cette
Slide 34 - Quizvraag
... frites sont froids! Deze/die frietjes zijn koud!
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 35 - Quizvraag
Au travail!
17a
17c (alleen als je oordopjes mee hebt)
17d (remplace = vervang)
18a (kies het juiste woord)
18b (vul in)
19 (Kijk naar de foto's, schrijf 3 vragen en antwoorden op zoals in het voorbeeld)