Observeren begint met waarnemen, Opnemen en verwerken van prikkels
Doelgericht systematisch Interpreteren en registeren van gedrag
Slide 2 - Tekstslide
Wat bedoelen we met Doelgericht waarnemen?
Slide 3 - Tekstslide
Doelgericht waarnemen
Neemt waar,
Conclusie (interpreteren),
Registeren.
Slide 4 - Tekstslide
Objectief/Subjectief
Objectief: Je houdt je bij de feiten.
Observeer met meerdere mensen;
Vraag aan een cliënt of je observatie klopt;
Vraag aan anderen of je observatie klopt;
Vergelijk je observatie met zaken die de cliënt zegt;
Observeer meerdere malen
Slide 5 - Tekstslide
Subjectief
Je bekijkt de gegevens vanuit een persoonlijke voorkeur. Het gaat om de conclusie die jij aan het gedrag verbindt. Jouw interpretatie kan verschillen met die van een ander.
Slide 6 - Tekstslide
Beïnvloedende factoren?
welke factoren kunnen jouw observatie beïnvloeden?
Slide 7 - Tekstslide
Beïnvloedende factoren
Jouw referentiekader, Waarden en normen;
Interne factoren, factoren in jezelf. heb je bijvoorbeeld slecht geslapen of net ruzie gehad voordat je begon met observeren.
Externe factoren;
voorkeuren clienten;
Vooroordelen
Slide 8 - Tekstslide
Welke observatiemethoden kennen jullie nog?
Slide 9 - Tekstslide
Participerende observatie- observator neemt zelf deel aan de handeling die de cliënt uitvoert, Je doet mee aan een activiteit en observeert tegelijkertijd.
Niet- participerende observatie- Je bent toeschouwer en observeert vanaf een afstand.
Ongestructureerde observatie- Observeer je aan de hand van de vraagstelling over het gedrag van de cliënt. Maakt geen gebruik van schema's en of lijstjes.
Slide 10 - Tekstslide
Gestructureerde observatie- Observeer je aan de hand van vooraf gestelde vraag en of schema's.
Continu observeren - observeren in perioden van 5 a 15 minuten achter elkaar, soms een hele ochtend/dag.
Slide 11 - Tekstslide
Anamnese gesprekken voeren
Jullie gaan in groepen van 3 studenten het anamnese gesprek oefenen.