H2L13 - Spelling 2.9 - Meervouds-n bij verwijzingen - 3HC - vrijdag

Welkom 3HC





: )



Planning van dit uur

  • 10 minuten stillezen 
  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg Spelling 2.9 
  • Zelfstandig werken



Aan het einde van deze les
  • leer je wanneer je de meervouds-n gebruikt bij verwijzingen 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 3HC





: )



Planning van dit uur

  • 10 minuten stillezen 
  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg Spelling 2.9 
  • Zelfstandig werken



Aan het einde van deze les
  • leer je wanneer je de meervouds-n gebruikt bij verwijzingen 

Slide 1 - Tekstslide

Stillezen
Wat
Lees in stilte in je leesboek
Hoe
Individueel 
Hulp
Geen
Tijd
10 minuten
Uitkomst
Over dit boek ga jij jouw creatieve opdrachten maken
Klaar
Hierna gaan we verder met de les
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Wat
Huiswerk bespreken (opdracht 1, 5 en 6 van 2.9 Spelling) 
Hoe
Klassikaal
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd
Ongeveer 5 minuten
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie 
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de verwijzing in deze zin?

Ik zag veel hardlopers en de meeste hadden zich goed voorbereid op de race.

Slide 4 - Open vraag

De winkeldief vond de twee horloges even mooi. Daarom heeft hij [beide/beiden] gestolen.
A
beide
B
beiden

Slide 5 - Quizvraag

Meervouds-n bij verwijzingen
Wanneer géén -n
Wanneer wél een -n
1. Er staat een zelfstandig naamwoord achter


2. In dezelfde zin staan de personen waarnaar verwezen wordt (er kan een zelfstandig naamwoord achter staan)


3. Als het niet naar personen verwijst


1. Als het woord naar personen verwijst die niet in dezelfde zin genoemd staan. 


2. Als het woord naar personen verwijst én zelfstandig wordt gebruikt. 

Slide 6 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen
Wanneer géén -n
Wanneer wél een -n
1. Er staat een zelfstandig naamwoord achter
De rechter heeft alle mensen veroordeeld.

2. In dezelfde zin staan de personen waarnaar verwezen wordt (er kan een zelfstandig naamwoord achter staan)

3. Als het niet naar personen verwijst

1. Als het woord naar personen verwijst die niet in dezelfde zin genoemd staan. 

2. Als het woord naar personen verwijst én zelfstandig wordt gebruikt. 

Slide 7 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen
Wanneer géén -n
Wanneer wél een -n
1. Er staat een zelfstandig naamwoord achter
De rechter heeft alle mensen veroordeeld.

2. In dezelfde zin staan de personen waarnaar verwezen wordt (er kan een zelfstandig naamwoord achter staan)
Ik zag veel oude vrienden, maar de meeste herkenden me niet.

3. Als het niet naar personen verwijst


1. Als het woord naar personen verwijst die niet in dezelfde zin genoemd staan. 

2. Als het woord naar personen verwijst én zelfstandig wordt gebruikt. 

Slide 8 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen
Wanneer géén -n
Wanneer wél een -n
1. Er staat een zelfstandig naamwoord achter
De rechter heeft alle mensen veroordeeld.

2. In dezelfde zin staan de personen waarnaar verwezen wordt (er kan een zelfstandig naamwoord achter staan)
Ik zag veel oude vrienden, maar de meeste herkenden me niet.

3. Als het niet naar personen verwijst
De winkeldief vond de twee horloges even mooi. Daarom heeft hij beide gestolen.

1. Als het woord naar personen verwijst die niet in dezelfde zin genoemd staan. 

2. Als het woord naar personen verwijst én zelfstandig wordt gebruikt. 

Slide 9 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen
Wanneer géén -n
Wanneer wél een -n
1. Er staat een zelfstandig naamwoord achter
De rechter heeft alle mensen veroordeeld.

2. In dezelfde zin staan de personen waarnaar verwezen wordt (er kan een zelfstandig naamwoord achter staan)
Ik zag veel oude vrienden, maar de meeste herkenden me niet.

3. Als het niet naar personen verwijst
De winkeldief vond de twee horloges even mooi. Daarom heeft hij beide gestolen.

1. Als het woord naar personen verwijst die niet in dezelfde zin genoemd staan 
Wij vonden het concert geweldig, terwijl anderen juist teleurgesteld waren. 

2. Als het woord naar personen verwijst én zelfstandig wordt gebruikt
Onze leerlingen hebben allen hun diploma gehaald. 

Slide 10 - Tekstslide

De conciërge haalde [alle/allen] leerlingen binnen.
A
alle
B
allen

Slide 11 - Quizvraag

Daar staan de voetballers, de [meeste/meesten] hebben hun warming up al gedaan.
A
meeste
B
meesten

Slide 12 - Quizvraag

De voetballers hebben [alle/allen] hun warming up al gedaan.
A
alle
B
allen

Slide 13 - Quizvraag

                   Individueel werken
timer
5:00
Wat
Lees de leertekst 'Meervouds-n bij verwijzingen' (bladzijde 159) 

Maak opdracht 7 t/m 11 van 2.9 Spelling (online)

Hoe
Eerst vijf minuten in stilte 
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp - daarna: steek je vinger op, dan kom ik langs
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie
Klaar
Lees in je leesboek

Slide 14 - Tekstslide

Samenvatting van de les
Jij
  • weet nu wanneer je de meervouds-n gebruikt bij verwijzingen 

Huiswerk
  • Lees de leertekst 'Meervouds-n bij verwijzingen' (bladzijde 159) 
  • Maak opdracht 7 t/m 11 van 2.9 Spelling (online)

    Slide 15 - Tekstslide