2 Rivieren van ijs

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag leren?
In de Alpen liggen een paar honderd gletsjers. Deze rivieren van ijs schuiven over de grond. Ze breken het landschap af, maar bouwen het ook op.

Leerdoel: Hoe dragen gletsjers bij aan de afbraak en de opbouw van een landschap?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

wat is een gletsjer
A
een ijsmassa die over het land schuift
B
een ijsberg
C
een ijsje
D
schaatsbaan

Slide 14 - Quizvraag

Firnbekken 
Grote gletsjer
Grondmorene
Gletsjerrivier 
Kleine gletsjer
Zijmorene

Slide 15 - Sleepvraag

1   =
2 = 
3 = 
4=
5=
eindmorenen 
gletsjer 
gletsjerpoort
gletsjerrivier
zijmorene

Slide 16 - Sleepvraag

Hoe heet het gletsjerpuin dat onder een gletsjer ligt?

A
Grondmorenen
B
Grondpuin

Slide 17 - Quizvraag

Een gletsjer zorgt voor
A
Verwering
B
Erosie
C
Beide
D
Sneeuw

Slide 18 - Quizvraag

Gletsjers zorgen voor ...
A
V-dalen
B
U-dalen

Slide 19 - Quizvraag

Gletsjer
poort
Eind
morene
gletsjer
rivier
Zijmorenen
 gletsjer

Slide 20 - Sleepvraag

Bovenloop
Middenloop
Benedenloop

Slide 21 - Sleepvraag

Bovenloop
Benedenloop
Middenloop

Slide 22 - Sleepvraag

 waterkringloop
Gemengde rivier
Regenrivier
Gletsjerrivier

Slide 23 - Sleepvraag

Regenrivier
Gemengde rivier
Gletsjerrivier

Slide 24 - Sleepvraag

Succescriteria
Wat moet je kennen en kunnen?
  • hoe een gletsjer bijdraagt aan de afbraak en de opbouw van het landschap.
  • wat de kenmerken zijn van de bovenloop van de Rijn.
  • hoe de waterval van Schaffhausen is ontstaan.

Basisboek
  • B118, B119

Slide 25 - Tekstslide

Begrippen I
Gletsjers:                           Enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift.
IJstijd / Glaciaal:               Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en waarin zich op het land 
                                          uitgestrekte ijskappen vormen.
Neerslag:                           Water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring (atmosfeer) op aarde neerkomt.                     
Firnbekken:                       Verzamelbekken van overjarige sneeuw, hoog in de bergen.
Mechanische verwering:   Het uiteenvallen van het gesteente waarbij de samenstelling van het gesteente niet verandert.
Zijmorenen:                      Gletsjerpuin aan de zijkant van een gletsjer.
Grondmorenen:                 Sediment dat onder het ijs ligt en dat achterblijft als de gletsjer smelt.
Eindmorenen:                    Verpulvert materiaal dat een gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het afsmelten van de gletsjer is 
                                           blijven liggen.
Erosie:                               Het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind.
U-dal:                                Dal dat de vorm van een U heeft en is ontstaan door de uitschurende werking van een gletsjer.
V-dal:                                Dal dat de vorm van een V heeft en is ontstaan door de uitschurende werking van een rivier.

Slide 26 - Tekstslide

Begrippen II
Gletsjertunnel:         Tunnel die onder een gletsjer ontstaat als zich daar veel smeltwater verzamelt.
Gletsjerpoort:           De plek waar het smeltwater van een gletsjer uit de gletsjer stroomt.
Gletsjerrivier:           Rivier die smeltwater van een gletsjer afvoert.
Gemengde rivier:     Rivier die behalve regenwater ook smeltwater van gletsjers afvoert.
Bovenloop:              Het eerste stuk van een rivier, dicht bij de bron.

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag
Je mag aan de slag met de opdrachten van §2.2 in Learnbeat

Slide 28 - Tekstslide