2 Rivieren van ijs

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Leervragen
Instructie
Aan de slag 
Blooket
Afsluiting 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

wat is een gletsjer
A
een ijsmassa die over het land schuift
B
een ijsberg
C
een ijsje
D
schaatsbaan

Slide 14 - Quizvraag

Firnbekken 
Grote gletsjer
Grondmorene
Gletsjerrivier 
Kleine gletsjer
Zijmorene

Slide 15 - Sleepvraag

1   =
2 = 
3 = 
4=
5=
eindmorenen 
gletsjer 
gletsjerpoort
gletsjerrivier
zijmorene

Slide 16 - Sleepvraag

Hoe heet het gletsjerpuin dat onder een gletsjer ligt?

A
Grondmorenen
B
Grondpuin

Slide 17 - Quizvraag

Een gletsjer zorgt voor
A
Verwering
B
Erosie
C
Beide
D
Sneeuw

Slide 18 - Quizvraag

Gletsjers zorgen voor ...
A
V-dalen
B
U-dalen

Slide 19 - Quizvraag

Gletsjer
poort
Eind
morene
gletsjer
rivier
Zijmorenen
 gletsjer

Slide 20 - Sleepvraag

Bovenloop
Middenloop
Benedenloop

Slide 21 - Sleepvraag

Bovenloop
Benedenloop
Middenloop

Slide 22 - Sleepvraag

Succescriteria
Wat moet je kennen en kunnen?
  • Je weet welke gevolgen een gletsjer heeft voor het landschap.
  • Je weet hoe de Alpen eruitzagen tijdens en na de ijstijd.
  • Je weet wat de kenmerken zijn van de bovenloop van de Rijn.
  • Je kunt de verschillende onderdelen van een gletsjer benoemen.
  • Je weet hoe een waterval kan ontstaan.

Basisboek
  • B118, B119

Slide 23 - Tekstslide

Begrippen I
Gletsjers:                           Enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift.
IJstijd / Glaciaal:               Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en waarin zich op het land 
                                          uitgestrekte ijskappen vormen.
Firn:                                  Korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw.
Firnbekken:                       Verzamelbekken van overjarige sneeuw, hoog in de bergen.
Zijmorenen:                      Gletsjerpuin aan de zijkant van een gletsjer.
Grondmorenen:                 Sediment dat onder het ijs ligt en dat achterblijft als de gletsjer smelt.
Eindmorenen:                    Verpulvert materiaal dat een gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het afsmelten van de gletsjer is 
                                           blijven liggen.
Erosie:                               Het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind.
U-dal:                                Dal dat de vorm van een U heeft en is ontstaan door de uitschurende werking van een gletsjer.
V-dal:                                Dal dat de vorm van een V heeft en is ontstaan door de uitschurende werking van een rivier.

Slide 24 - Tekstslide

Begrippen II
Gletsjertunnel:         Tunnel die onder een gletsjer ontstaat als zich daar veel smeltwater verzamelt.
Gletsjerpoort:           De plek waar het smeltwater van een gletsjer uit de gletsjer stroomt.
Gletsjerrivier:           Rivier die smeltwater van een gletsjer afvoert.
Bovenloop:              Het eerste stuk van een rivier, dicht bij de bron.

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
Je mag aan de slag met de opdrachten van §2.2 in Learnbeat

Slide 26 - Tekstslide