In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling vorige les
Inleiding Kern
Slot
Alinea's
Witregels
Slide 2 - Tekstslide
Wat leren we vandaag?
Je weet het verschil tussen informatieve, betogende, instructieve en verhalende teksten (tekstsoorten)
Je leert welke tekstdoelen er zijn.
Je leert hoe je tekstsoorten en tekstdoelen kunt herkennen.
Slide 3 - Tekstslide
Teksten
Slide 4 - Tekstslide
Tekstsoorten
Er zijn verschillende tekstsoorten.
Informatieve teksten
Betogende teksten
Instructieve teksten
Slide 5 - Tekstslide
Informatieve teksten
De schrijver geeft door de tekst informatie over een onderwerp. Informatie geven betekent dat de schrijver er meer over vertelt.
Het doel is informeren.
Slide 6 - Tekstslide
Betogende teksten
De schrijver geeft zijn mening over een bepaald onderwerp. Dat betekent dat de schrijver vertelt wat hij/zij ergens van vindt.
Bijvoorbeeld of hij vindt dat mensen zich wel of niet moeten laten vaccineren tegen corona en waarom (met argumenten).
De schrijver wilt mensen overtuigen, dat is het doel.
Slide 7 - Tekstslide
Instructieve teksten
De schrijver legt stap voor stap uit hoe je iets moet doen zodat je een handeling goed uitvoert.
Slide 8 - Tekstslide
Tekstdoelen
Elke tekst heeft een doel. Er zijn verschillende tekstdoelen.
Informeren
Overhalen of activeren
Amuseren of vermaken
Instructie geven of instrueren
Overtuigen
Vaak hebben teksten ook meerdere doelen en mag je er maar een kiezen.
Slide 9 - Tekstslide
Informeren
De schrijver wilt dat je over een bepaald onderwerp iets te weten komt, dus meer informatie. Voorbeelden hiervan zijn: een nieuwsbericht, een leerboek van school, een woordenboek, een tweet over een bepaald onderwerp, een zakelijke brief. Er staan feiten in.
Slide 10 - Tekstslide
Overhalen of activeren
De schrijver wil je vooral overhalen om iets te gaan doen. Ze willen je bijvoorbeeld overhalen om te gaan sporten of iets te kopen. Denk aan: een advertentie, uitnodiging, reclamefolder.
Slide 11 - Tekstslide
Amuseren of vermaken
De schrijver wil dat je geniet van een tekst. Bijvoorbeeld: een leesboek, een verhaal in een tijdschrift, een e-mail van een vriend, een gedicht.
Slide 12 - Tekstslide
Instructie geven of instrueren
De schrijver leert je stap voor stap om een handeling goed uit te voeren. Bijvoorbeeld een kookrecept of een gebruiksaanwijzing.
Slide 13 - Tekstslide
Overtuigen
De schrijver wil je overtuigen van een bepaalde mening. Voorbeelden hiervan zijn een reclametekst, een recensie. Bijvoorbeeld een tekst over dat je je moet laten vaccineren.
Slide 14 - Tekstslide
Lezen & luisteren
We maken samen de les op papier.
Les 10 Inleiding, kern en slot
Slide 15 - Tekstslide
Licentie Nederlands
Ga naar www.startmalmbergmbo.nl
Inloggen
Klik op je profiel
Kies: VISTA College Algemeen locatie Valkenburgerweg Heerlen
Klascode: 609385
Slide 16 - Tekstslide
Wie heeft de dure vaas .................?
A
gebrookt
B
gebreken
C
gebroken
D
gebreekt
Slide 17 - Quizvraag
Heb je al gevoeld hoe mijn voorhoofd ........ ?
A
gloeid
B
gloeidt
C
gloeit
Slide 18 - Quizvraag
Achter de huizen is een ........ park.
A
Prachtig
B
Prachtige
Slide 19 - Quizvraag
De klusser behandelde het hek met ........ verf.
A
blauwen
B
blauwe
C
blauwwe
D
blauw
Slide 20 - Quizvraag
Die voetballer ........ zich vorige maand aan zijn knie.
A
blesseerdde
B
blesseerde
Slide 21 - Quizvraag
Deze smartphone is ........
A
niew
B
nieuw
C
new
D
niuw
Slide 22 - Quizvraag
De presentatrice ........ van de reacties op Facebook.