1TOP Fictie + non-fictie

Herhaling Fictie 1.1 / 2.1 
Fictie en non-fictie
Realistisch en non-realistisch
Hoofd- en bijpersonen
Flat en round characters
Sympathiek en antipathiek
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Herhaling Fictie 1.1 / 2.1 
Fictie en non-fictie
Realistisch en non-realistisch
Hoofd- en bijpersonen
Flat en round characters
Sympathiek en antipathiek

Slide 1 - Tekstslide

Theorie (fictie en non-fictie) 
Fictie = alles wat verzonnen is.
Fictie die 'net echt' is, noemen we realistisch.
Fictie die niet waar kan zijn, noemen we niet-realistisch
Voorbeelden: leesboeken, strips, toneelstukken



Non-fictie = alles wat niet verzonnen is. 
Voorbeelden: schoolboeken, nieuwsberichten, enz.

Slide 2 - Tekstslide


A
fictie
B
non fictie

Slide 3 - Quizvraag


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 4 - Quizvraag


A
fictie
B
non fictie

Slide 5 - Quizvraag


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 6 - Quizvraag

fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non fictie

Slide 7 - Quizvraag

fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non fictie

Slide 8 - Quizvraag

Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 9 - Quizvraag


Wat is dit?
timer
0:10
A
fictie
B
non-fictie

Slide 10 - Quizvraag

Vormen van fictie zijn:
timer
0:10
A
Strips, gedichten, korte verhalen, series, films, musicals
B
Kookboeken, reisgidsen, informatiefolders
C
Krant, tijdschriften, poster

Slide 11 - Quizvraag

voorbeelden van non-fictie zijn:

timer
0:10
A
schoolboeken / krantenartikelen
B
De musical 'Cats'
C
sprookjes / stripverhalen
D
boeken van Carry Slee

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Onder welk genre (fictie/non-fictie)valt deze film? Leg je antwoord kort uit.

Slide 14 - Open vraag

Noem een boek dat valt onder fictie en een boek dat valt onder non-fictie.

Slide 15 - Open vraag

Hoofdpersonen en bijpersonen

Slide 16 - Woordweb

Hoofdpersonen /round character
Over HOOFDPERSONEN / ROUND CHARACTER  krijg je veel informatie en daardoor leer je hem in de loop van het boek goed kennen:
  • Wat denkt en voelt hij
  • Wat zijn zijn karaktereigenschappen? ( bijvoorbeeld: driftig, verlegen, zelfverzekerd, gesloten, nieuwsgierig of egoïstisch )
  • Wat is zijn uiterlijk?
  • Wat zijn zijn leefomstandigheden?

BIJPERSONEN zijn minder belangrijk en je komt maar weinig over hen te weten, je krijgt weinig informatie. Dit noem je een FLAT CHARACTER

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Sympathiek en Antipathiek
Wanneer je een boek leest of een film kijkt, ga je personages aardig vinden. je gaat ze SYMPATHIEK vinden.

Soms kan een schrijver ervoor zorgen dat je een hekel aan de personages krijgt. Je gaat ze dan ANTIPATHIEK vinden.

Doordat je leest wat de hoofdpersoon denkt en voelt, ga je met hem meeleven. Je vindt hem dat bijna altijd SYMPATHIEK, ook al verdiend hij dat niet.

Slide 19 - Tekstslide

Pungelhuis

Slide 20 - Tekstslide