In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
proefwerk thema 5
stevigheid en beweging
Slide 1 - Tekstslide
1. Tussen de ribben en de wervels zitten gewrichten.
A
juist
B
onjuist
Slide 2 - Quizvraag
2. Als je lijmstof uit een bot haalt, wordt het bot zacht en buigzaam.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
3. Tussen spaakbeen en opperarmbeen bij de mens zit een rolgewricht.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
4. Pezen kunnen zich samentrekken.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
5. Spier P begint zich samen te trekken. Als gevolg hiervan beweegt het kniegewricht.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
6. Spier P begint zich samen te trekken. Als gevolg hiervan wordt de voet gestrekt.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
7. Een ontsteking van het gewrichtskapsel wordt voetbalknie genoemd.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
8. Bij een kneuzing aan het enkelgewricht scheuren het gewrichtskapsel en de kapselbanden.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
9 De borstkas beschermt je hart.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
10 Een haai is gestroomlijnd gebouwd.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Onderdeel B
meerkeuze vragen
Slide 12 - Tekstslide
11. Op de Eerste Hulp komt een voetballer met een zwelling in de enkel, ontstaan door een kneuzing (zie afbeelding ). Door de weefselschade komen stoffen vrij die de bloedvatwand extra doorgankelijk maken. Hierdoor treedt er te veel vocht uit de bloedbaan.
A
Het been hooghouden om de bloeddruk in het been te verlagen.
B
Het bloedvolume aanvullen met een infuus.
C
Een drukverband aanleggen om tegendruk te geven.
D
Medicijnen geven die de urineproductie verlagen.
Slide 13 - Quizvraag
12. Welke zoogdieren worden ook wel hoefgangers genoemd?
A
Teengangers.
B
Topgangers.
C
Zoolgangers.
Slide 14 - Quizvraag
13. Behoren mensen tot de teengangers, de topgangers of de zoolgangers?
A
Tot de teengangers.
B
Tot de topgangers.
C
Tot de zoolgangers.
Slide 15 - Quizvraag
Bekijk de tekeningen in afbeelding .
Deze afbeelding hoort bij de vragen 14 en 15.
Slide 16 - Tekstslide
14. Welke stelling is juist of welke stellingen zijn juist? Stelling 1: De cellen van weefsel 1 (links) zijn levend. Stelling 2: De cellen van weefsel 2 (rechts) zijn levend.
A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Geen van beide stellingen is juist.
Slide 17 - Quizvraag
15.Wat zit er in de ruimte tussen de cellen in de afbeelding links en wat zit daar in de afbeelding rechts?
A
Links zit tussencelstof en rechts ook.
B
Alleen links zit tussencelstof.
C
Alleen rechts zit tussencelstof.
Slide 18 - Quizvraag
18 Welke uitspraak over de wervelkolom is juist?
A
De wervelkolom heeft een dubbele C-vorm die wordt ondersteund vanuit de buikspieren.
B
De wervelkolom heeft een dubbele C-vorm die wordt ondersteund vanuit de rugspieren.
C
De wervelkolom heeft een dubbele S-vorm die wordt ondersteund vanuit de buikspieren.
D
De wervelkolom heeft een dubbele S-vorm die wordt ondersteund vanuit de rugspieren.
Slide 19 - Quizvraag
19. Uit welk materiaal bestaan pezen?
A
Uit beenweefsel.
B
Uit bindweefsel.
C
Uit kraakbeenweefsel.
Slide 20 - Quizvraag
20. Tijdens het sporten ben je gevallen met als gevolg blauwe plekken. Tot welk type blessure horen die?
A
kneuzing
B
ontsteking
C
spierscheuring
D
verzwikking
Slide 21 - Quizvraag
21. Bij welke van deze beenverbindingen is de minste beweging mogelijk?
A
1
B
2
C
3
Slide 22 - Quizvraag
22. Wat gebeurt er als de antagonist van de buigspier van het rechterbeen zich samentrekt?
A
Dan buigt het rechterbeen zich.
B
Dan strekt het rechterbeen zich.
C
Dan buigt het linkerbeen zich.
D
Dan strekt het linkerbeen zich
Slide 23 - Quizvraag
onderdeel C
Open vragen
Slide 24 - Tekstslide
In afbeelding geeft tekening P een gedeelte van het geraamte van de mens weer.
Tekening Q is een vergrote doorsnede van een deel van tekening P.
Slide 25 - Tekstslide
23. Welk cijfer geeft in de afbeelding het heiligbeen aan?
Slide 26 - Open vraag
24. Marjan heeft zes weken met haar arm in het gips gelopen.
Hoe komt het dat haar arm zo dun is als het gips eraf gaat?
Slide 27 - Open vraag
25. Welk type gewricht zit er tussen de vingerkootjes?
Slide 28 - Open vraag
26. Als je lichaam een draaibeweging maakt terwijl je onderbeen blijft staan, kun je gemakkelijk een blessure oplopen. Hoe noem je die blessure?
Slide 29 - Open vraag
deze afbeelding hoort bij
vraag 27
Slide 30 - Tekstslide
27. in de afbeelding (vorige dia) zie je de poot van een beer en een kat. Welke van deze dieren behoort (behoren) tot de teengangers?
Slide 31 - Open vraag
skelet van een hond, deze afbeedling hoort bij de volgende vraag
Slide 32 - Tekstslide
28. Noteer de juiste namen van deze nummers: 2, 3, 4, 10 en 15.
Slide 33 - Open vraag
29. Jane wil toptennisster worden. Daarom traint ze erg hard. Niet alleen op de tennisbaan, maar ook in het krachthonk en hardlopend langs de weg. Ze wil op alle fronten verbetering bereiken. Welke armspieren zijn heel belangrijk bij het oefenen van de opslag (service)?
Slide 34 - Open vraag
30. Jane heeft op een gegeven moment last van een tenniselleboog. Wat is een tenniselleboog?