2 Nederlands 1.4 bijvoeglijke bepaling HSX

1.4 De bijvoeglijke bepaling
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1.4 De bijvoeglijke bepaling

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • je weet wat een bijvoeglijke bepaling (bvb) is
  • je kan een bijvoeglijke bepaling in een zin benoemen

Slide 2 - Tekstslide

De bijvoeglijke bepaling
  • De bijvoeglijke bepaling is GEEN zinsdeel, maar een deel van een ander zinsdeel.
  • De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  •  De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.



De zelfverzekerde bokser | geeft | zijn jongere tegenstander | een dreun van jewelste.
        -------------->                                             ------->                                                        <-----------


Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
- Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
- Een bijvoeglijke bepaling vind je door te vragen: welke/wat voor + het zelfstandig naamwoord?

Voorbeeld
De slimme jongen \is \ lid \ geworden \ bij onze voetbalclub.
slimme = bijvoeglijke bepaling bij jongen (welke/wat voor + jongen?) 
onze = bijvoeglijke bepaling bij voetbalclub (welke/wat voor + voetbalclub?)

Slide 4 - Tekstslide

bijvoeglijke bepaling uitleg
Wat belangrijk is om te weten is dat:
- een bijvoeglijke bepaling kan uit één of meerdere woorden bestaan.
- er meerdere bijvoeglijke bepalingen in een zin kunnen staan.
- een bijvoeglijke bepaling altijd onderdeel is van een ander zinsdeel (vaak van het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp).
- Een bijvoeglijke bepaling is meestal een bijvoeglijk naamwoord, maar kan ook een bezittelijk voornaamwoord zijn, BV: mijn kat, jouw vriend, onze spullen. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Even oefenen 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
....... de post van mijn oma......
A
de post
B
post
C
van mijn oma
D
oma

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De ijsblauwe zee in Noorwegen is bevroren.
A
'IJsblauwe' en 'in Noorwegen'
B
Bevroren
C
'IJsblauwe'
D
'In Noorwegen'

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
....... de blauwe brieven van de Belastingdienst......
A
de brieven
B
de blauwe brieven
C
van mijn oma
D
blauwe + van mijn oma

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De slaapkamer van het meisje is roze.
A
van het meisje
B
van het meisje, roze
C
roze

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De barcecue van de buren ......................
A
De barbecue
B
barbecue
C
van de buren
D
buren

Slide 12 - Quizvraag

Wat is waar over de bijvoeglijke bepaling? Kies de goede antwoorden.

Een bijvoeglijke bepaling...
A
is geen zinsdeel, maar een deel van een zinsdeel.
B
zegt iets over een werkwoord in een zinsdeel.
C
is altijd een zinsdeel.
D
hoort bij de woordsoorten en niet bij de zinsdelen.

Slide 13 - Quizvraag

Een bijvoeglijke bepaling is een
A
zin
B
zinsdeel
C
deel van een zinsdeel

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijke bepaling?
Ze speelt op de beste gitaar van Nederland.
A
beste
B
van Nederland
C
beste, van Nederland
D
de beste, van Nederland

Slide 15 - Quizvraag

Resumerend
De lesdoelen waren

  • je weet wat een bijvoeglijke bepaling (bvb) is
  • je kan een bijvoeglijke bepaling in een zin benoemen

Doelen bereikt?

Slide 16 - Tekstslide

EINDE

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld bijvoeglijke bepaling
De voetballer uit Nederland | heeft | een blauwe voetbal | weggetrapt.


  • uit Nederland is de bijvoeglijke bepaling van voetballer
  • Blauwe is de bijvoeglijke bepaling van voetbal.

Slide 18 - Tekstslide