1ste les na de kerstvakantie: herhalen K.6 naamvallen

Dinstag, den 9. Januar
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Dinstag, den 9. Januar

Slide 1 - Tekstslide

Naamvallen!
Wat weet 
je nog?

Slide 2 - Tekstslide

Het onderwerp van de zin is altijd de .................
A
eerste naamval
B
vierde naamval

Slide 3 - Quizvraag

Als je een zelfstandig naamwoord / zinsdeel met het woord hij kan vervangen dan is het .....
A
1 naamval
B
4 naamval

Slide 4 - Quizvraag

Het lijdend voorwerp van de zin is altijd de .................
A
eerste naamval
B
vierde naamval

Slide 5 - Quizvraag

Als je een zelfstandig naamwoord / zinsdeel met het woord hem kan vervangen, dan is ....
A
1 naamval
B
4 naamval

Slide 6 - Quizvraag

Wat denk je?
Wat zijn hier de voorzetsels:
A
der die das
B
mein dein sein
C
ich du er sie es
D
für ohne mit nach in

Slide 7 - Quizvraag

Wat is goed?
A
In het Duits worden voorzetsels steeds met een naamval verbonden.
B
Voorzetsels met een vaste 4e naamval zijn: bis, durch, für, gegen, ohne, um.
C
Als er een voorzetsel in de zin staat hoef je de zin verder niet te ontleden.
D
A, B & C zijn alledrie goed.

Slide 8 - Quizvraag

Üben!
Welk voorzetsel met een vaste 4e naamval past in de zin?

Slide 9 - Tekstslide

Ich gehe ________ den Park.
A
durch
B
ohne
C
für
D
gegen

Slide 10 - Quizvraag

Das Auto fährt ________ den Baum.
A
durch
B
ohne
C
für
D
gegen

Slide 11 - Quizvraag

Die Rose ist _____ meine Freundin.
A
durch
B
ohne
C
für
D
gegen

Slide 12 - Quizvraag

Die Kette hängt
_____ ihren Hals.
A
durch
B
um
C
für
D
gegen

Slide 13 - Quizvraag

Das Schiff fährt die Küste ________.
A
durch
B
um
C
entlang
D
gegen

Slide 14 - Quizvraag


_______ nächste Woche!
A
Durch
B
Um
C
Bis
D
Gegen

Slide 15 - Quizvraag

Spreekwoord:
________ Moos nix los!
A
Ohne
B
Um
C
Für
D
Gegen

Slide 16 - Quizvraag

Was bedeutet es?

Slide 17 - Tekstslide

Bedeutung:
Wenn man kein Geld hat, kann man nicht viel machen.

Slide 18 - Tekstslide

Weet je weer hoe het zit met het herkennen van de 1e en 4e naamval?
A
Ja
B
Nein
C
Jein
D
Ik moet hoofdstuk 6 weer even doornemen!

Slide 19 - Quizvraag

Und jetzt?

TrabiTour Buch B
*  Wiederholung Kapitel 6
*  Kapitel 7: Paragraph C

Slide 20 - Tekstslide