H6 De afgeleide functie

Hoofdstuk 5
1. Ken de machtregels, bij hele, negatieve en gebroken machten.
2. Translaties van machtsfuncties.
3. Bij wortelfucties moet je denken aan het randpunt, domein en bereik en bij een vergelijking controleren of de oplossing voldoet.


1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
1. Ken de machtregels, bij hele, negatieve en gebroken machten.
2. Translaties van machtsfuncties.
3. Bij wortelfucties moet je denken aan het randpunt, domein en bereik en bij een vergelijking controleren of de oplossing voldoet.


Slide 1 - Tekstslide

Rekenregels machten
Spelen met getallen

Slide 2 - Tekstslide

Reken regels machten
voorbeeld

Slide 3 - Tekstslide

Rekenregels machten
voorbeeld

Slide 4 - Tekstslide

Rekenregels machten: Extra voorbeelden

Slide 5 - Tekstslide

Theorie A
met negatieve exponenten
a51=a5
a341=a34
____1____
  a . 3√a  
___1____ 
  a. a1/3  
___1____ 
  a. a1/3  
aqap=apq
an1=an
x3x4=x43=x1

Slide 6 - Tekstslide

Theorie B: Formules met herleiden
apaq=ap+q
(ap)q=apq

Slide 7 - Tekstslide





  • exponent splitsen:

  • vereenvoudigen:



  • breuk naar negatieve exp.

  • machten vermenigvuldigen

  • vereenvoudigen



apaq=ap+q
(ap)q=apq
y=3(2x2)5x124
y=3(22x2)54x12
y=3225x254x12
y=332x104x12
y=384x1012=384x2
Theorie B formules met machten herleiden g&r
y=4032x+1
y=4032x31
y=120(32)x
y=120(321)x120(91)x

Slide 8 - Tekstslide

Basisrekenregels wortels
ab=ab
a+a=2a
a+b=a+b
cadb=cdab
b0
254=100=10
8+8=28
ba=ba
2a3b=6ab
6ab12a23b=2a3

Slide 9 - Tekstslide

Theorie C Formules Hogere machtswortels
  • De oplossingen van xn = p met n = 2, 3, 4, ...
  • n oneven  xn = p geeft x = n√p
  • n even en p > 0      xn = p geeft x = n√p v x = -n√p
  • n even en p < 0      xn = p heeft geen oplossingen

Slide 10 - Tekstslide

   

3√125 = 5 want     53 of 5 -3 =125           
2√-16  bestaat niet! 
           
a34
___1____ 
  a. a1/3  
Theorie C Formules Hogere machtswortels
n√-p
n=even
bestaat
-
n= oneven
bestaat
bestaat
a0
a0
___1____ 
  a4/3  

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdstuk 5
4. Bij exponentiële functies moet je de asymptoot kunnen bepalen en vergelijkingen kunnen oplossen. Dit doe je door of het grondtal gelijk te maken.
5. Translaties van exponentiële functies.
6.  Vergelijking met Log oplossen door vergelijking anders op te schrijven. 
7. Translaties van log functies.

Slide 12 - Tekstslide

H6 De afgeleide functie
H5 wat moet je weten en zijn er nog vragen

H6 Voorkennis: Theorie A Helling en afgeleide

6.1 raaklijnen en toppen
6.2 de afgeleide van machtsfuncties
6.3 de afgeleide van samengestelde functies
6.4 optimaliseren

Slide 13 - Tekstslide

Voorkennis Theorie A: Helling en afgeleide
  • Het differentie quotiënt
  • Snelheid en richtingscoëfficiënt
  • Hellingsgrafiek eb afgeleide functie
  • Regels voor de afgeleide


Slide 14 - Tekstslide

Differentiequotiënt

Slide 15 - Tekstslide

Doelen: je leert
  • Welke soorten van stijgen en dalen er zijn (= differentie).
  • Wat is een horizontale en verticale asymptoot
  • Bij een tijd-afstand grafiek de gemiddelde snelheid berekenen.
  • Wat differentie quotiënten zijn en hoe je die berekent bij een functievoorschrift/formule.

Slide 16 - Tekstslide

 Differentie quotiënt

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Asymptoot?
  • Horizontale asymptoot
             de vergelijking volgt uit: y = ...
             je vindt het door  hele grote positieve of
             negatieve getallen in de functie invullen.
             de uitkomst is de waarde waar de functie uiteindelijk                     naar toe gaat = y-waarde van de asymptoot.

  • Verticale asymptoot     
             de vergelijking volgt uit: x = ...
             je vindt het door op zoek naar de waarde
             van x, waar de functie niet bestaat.
             Dit is bij gebroken functies de waarde van x, waarbij de
             noemer nul is.


Slide 19 - Tekstslide

horizontale en verticale asymptoot

         de vergelijking volgt uit: 
         hele grote positieve/negatieve getallen                 invullen gaat richting y = 3
         de uitkomst is de waarde waar de functie             uiteindelijk naar toe gaat = y-waarde van               de asymptoot.
                                                                                    
           
           x = 1  dus bij de verticale asymptoot x = 1 

f(x)=x1(3x+2)
f(x)=11(31+2)=geenwaarde

Slide 20 - Tekstslide

horizontale en het bereik van de functie


              
             
              hele grote positieve/negatieve getallen                 invullen gaat richting y = -3
             
            Het bereik van de functie, alle mogelijke
             y-waarden, is  alles groter dan –3 of 
            het bereik: y > –3

f(x)=(31)x3

Slide 21 - Tekstslide

verticale asymptoot van de functie


              
             
              verticale asymptoot vinden. moet de                       volgende vergelijking worden opgelost: 
               2x + 10 = 0.   x = -5. 
              dus verticale asymptoot x =  x = –5

f(x)=3+log(2x+10)

Slide 22 - Tekstslide


differentie (verschil) + quotiënt (delen)
                       = gemiddelde verandering


Differentiequotiënt van y op  interval [-2,0] is:
           1. Δy : Δx  : xb = 0 en yb = 3       y = 3 - 0
                                xa = -2 en ya = 0        x = 0--2 = 2
               
           2. diff.quot. van y op [2,3]
           3. gemidd. verandering van y op [2,3]
           4. r.c. of helling van AB = 3: 2 = 1,5   
 Differentie quotiënt
Δx = -2 naar 0 = 2
Δy = 0 naar 3 = 3
y=(21x)+4
A
B

Slide 23 - Tekstslide

Differentie-quotiënt (DQ)
  • Stijgt de grafiek constant op [-1,2]?                
       Ja stijgt redelijk constant
  • Wat is de gemiddelde stijging [-1, 2]? 
       xb = 2   en    yb = 30
       xa = -1   en  ya = -50
                                           30--50 = 80
                                            2 --1     = 3
       


       DQ = richtingscoëfficiënt: 80: 3 = 26 2/3 

Slide 24 - Tekstslide

Snelheid & r.c.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

theorie A,B,C
  • gemiddelde verandering op [xA,xB]
  • gemiddelde snelheid op [xA,xB]
  • differentie quotiënt op [xA,xB]
  • richtingscoëfficiënt of helling van lijn AB

één formule:

ΔxΔy=xBxAyByA

Slide 28 - Tekstslide

Hellinggrafiek & afgeleide functie

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video







f(x)= a      geeft de afgeleide f'(x) = 0
f(x)= ax    geeft de afgeleide f'(x) = x
f(x)= axn geeft de afgeleide 
                                                 f'(x) = n . axn-1
f(x)= axn +bx + c             f'(x) = n . axn-1
 f(x)= 0,5x3 – 4x + 3   waarbij a= 0,5 en n =3          
a= 0,5 x 3   = 1,5x2
-4x =            = 4                   f ' (x) = 1,5x2 – 4
c =+ 3           =  --

formule raaklijn y = ax + b? 
1. zoek twee punten f(x)= 0,5x3 – 4x + 3  
    (-3,1) en (-2,7)
2. bepaal de r.c:  6
               
3. bepaal b:  vul (-3.1) in de y = 6x+ b
     1 = (-3x6) + b        b =19
4. y = 6x + 19    

verschil y; 7 -1 = 6   en   verschil x; -2--3=1

Slide 32 - Tekstslide

afgeleide f(x) = axn         f'(x) = n . axn-1


De functie f(x)= 0,5x3 – 4x + 3.
Op de grafiek van f ligt het punt P met x = –2






Stel m.b.v. de afgeleide de formule op van de raaklijn k: y = ax + b in het punt P.

1. Bereken eerst de afgeleide.
    f(x)= 0,5x3 – 4x + 3.              f ' (x) = 1,5x2 – 4
2. Bereken nu a. = r.c. van punt P met x=-2.
    f'(x) = 1,5x2 - 4              a = 1,5(–2)2 - 4 =  2
3. Bereken de              y-coördinaat van punt P.
    f (–2) = 0,5(–2)3 – 4 · (–2) + 3 = 7
4. Bereken b van de lijn k : y = ax + b 
 7 = 2 · (–2) + b      7 = –4 + b        b = 11
     y = 2x + 11

Slide 33 - Tekstslide

Definitie afgeleide:
 f(x) = axn         f'(x) = n . axn-1
Bewijs f'(2) = 4   als f(x)= x2
Δ y : Δ x 

f‵(x)= x2 dus  x2 = f‵(x)= (x+h)2
punt dat limiet wordt!
h = oneindig klein maar  h = nooit 0 






Stel m.b.v. de afgeleide de formule op van de raaklijn k: y = ax + b in het punt P.


1.  Interval van twee coördinaten de grafiek
     raken :   (x ; f(x))  en (x+h ; (f(x+h)  



    f'(2) = 4 

f(x)=h(f(x+h)f(x))
f(2)limh(4+4h+h24)=h+4
f(2)=limh(f(2+h)2f(2))2

Slide 34 - Tekstslide

Definitie afgeleide:
 f(x) = axn         f'(x) = n . axn-1
Bereken de afgeleide van f(x)= x2
Δ y : Δ x 

f‵(x)= x2 dus  x2 = f‵(x)= (x+h)2

  • punt dat limiet wordt!
  • h= oneindig klein maar h = nooit 0 






Stel m.b.v. de afgeleide de formule op van de raaklijn k: y = ax + b in het punt P.


1.  Interval van twee coördinaten de grafiek
     raken :   (x ; f(x))  en (x+h ; (f(x+h)  



    f'(x) = 2x als h =0 

f(x)=h(x+h)x
f(x)limhx2+2xh+h2x2=2x+h=2x
f(x)=limh(f(2h)2f(2))2

Slide 35 - Tekstslide