Fictie H1: opdr. 1 (Oog om oog)
2a Waar in het verhaal komt een terugwijzing naar voren?
3 Noem vier zinnen waarin figuurlijk taalgebruik naar voren komt.
5a Welke twee open plekken bevatten de eerste twee zinnen van het verhaal?
9a Zou je de rest van het boek willen lezen? Geef een reden voor je keuze.