Oefenzinnen havo
Noteer de woorden die beeldspraak zijn, benoem het soort beeldspraak en schrijf de betekenis op.
1 Van je kamer heb je echt een paleisje gemaakt!
2 Je hartslag sust me in slaap.
3 Zij is beslist niet op haar mondje gevallen.
4 Tijd is als lucht: je ziet het niet, maar het is er wel.
5 Dordrecht is in diepe rouw na de gewelddadige rellen in de stad.
6 Hij is met de noorderzon vertrokken.
7 Die Van Gogh zal op de veiling wel heel veel geld opbrengen.
8 Het hele stadion was woedend na de gele kaart.
9 Wij zullen haar uit de brand helpen.
10 Wil je nog een kopje?