Je krijgt van tevoren een schriftelijke opdracht zodat je je op het examen kunt voorbereiden.
In die opdracht staat wat het doel is van je presentatie: informeren, overtuigen of activeren.
Ook staat erin aan welke eisen de inhoud moet voldoen. Bestudeer die eisen zorgvuldig en vraag zo nodig je docent om uitleg.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2,3
In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Examen Spreken
Een presentatie houden.
Je krijgt van tevoren een schriftelijke opdracht zodat je je op het examen kunt voorbereiden.
In die opdracht staat wat het doel is van je presentatie: informeren, overtuigen of activeren.
Ook staat erin aan welke eisen de inhoud moet voldoen. Bestudeer die eisen zorgvuldig en vraag zo nodig je docent om uitleg.
Slide 1 - Tekstslide
Examen Spreken
Na afloop van het examen wordt je presentatie beoordeeld.
Eerst kijkt de beoordelaar of je wel aan de minimumeisen hebt voldaan:
was je presentatie zonder veel moeite te verstaan
had je presentatie de juiste lengte (tijdsduur)
klopte de inhoud in grote lijnen met de opdracht?
Als dat niet zo is, krijg je geen beoordeling en moet je het examen Spreken overdoen.
Slide 2 - Tekstslide
Examen Spreken
Als je presentatie door die eerste controle heen komt, kan er een cijfer vastgesteld worden. Daarbij worden punten gegeven voor taalvaardigheid en inhoud.
Taalvaardigheid is meer dan vlot en begrijpelijk kunnen spreken. Je moet je taalgebruik ook kunnen afstemmen op het doel en het publiek.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Examen Spreken
Bereid je goed op je presentatie voor. Denk na over de inhoud én over de manier waarop je die inhoud gaat presenteren. Een paar aanwijzingen:
Bestudeer de theorie
Lees voor het examen de theorie in het onderdeel Spreken nog eens door.
Bestudeer het Beoordelingsformulier Spreken om te zien waar je vooral op moet letten.
Slide 5 - Tekstslide
Examen Spreken
Plan de tijd zorgvuldig
Verdeel je presentatie in een inleiding, een middenstuk en een slot.
Plan hoeveel tijd je voor elk onderdeel hebt. Bijvoorbeeld:
Inleiding: twee minuten
Middenstuk: zes minuten (drie deelonderwerpen, dat is twee minuten per onderwerp)
Slot, bijvoorbeeld in de vorm van een korte samenvatting: een minuut
Vragen van het publiek beantwoorden: minstens een minuut.
Slide 6 - Tekstslide
Examen Spreken
Bedenk hoe je je verhaal gaat ondersteunen
Wil je iets uitdelen: een hand-out, folders, een samenvatting? Bedenk dan wanneer en hoe je dat gaat doen. Zorg voor voldoende exemplaren.
Wil je apparatuur gebruiken bij een examen, zoals een beamer, een laptop of een printer? Probeer de apparatuur dan van tevoren even uit, vooral als je er niet dagelijks mee werkt.
Wil je gebruikmaken van een presentatie- of een tekstverwerkingsprogramma? Controleer dan van tevoren welke versie op de computer staat en of je daar goed mee overweg kunt.
Wil je een diapresentatie laten zien? Houd het aantal dia's dan beperkt en zet er niet veel tekst op. Jouw verhaal is de hoofdzaak.
Slide 7 - Tekstslide
Examen Spreken
Oefen van tevoren
Maak een spreekschema met de belangrijkste steekwoorden.
Oefen je presentatie voor de spiegel of met je huisgenoten als publiek.
Neem je presentatie op met je mobiel en luister je opname terug. Neem de tijd op!
Slide 8 - Tekstslide
Examen Gesprekken
Op taalniveau 3F moet je voor het examen Gesprekken twee taken kunnen uitvoeren:
Deelnemen aan een discussie of een overleg
Informatie uitwisselen in een gesprek
Je krijgt van tevoren een schriftelijke opdracht zodat je je op het examen kunt voorbereiden. In die opdracht staat wat het doel is van het gesprek.
Slide 9 - Tekstslide
Examen Gesprekken
Na afloop wordt je bijdrage aan het gesprek beoordeeld. De beoordelaar gaat eerst na of je inbreng wel aan de minimumeisen voldeed:
Was je zonder veel moeite te verstaan,
Kwam je genoeg aan het woord
Klopte de inhoud in grote lijnen met de opdracht?
Als dat niet zo is, krijg je geen beoordeling en moet je het examen Gesprekken overdoen.
Slide 10 - Tekstslide
Als de eerste controle positief uitpakt, stelt de beoordelaar het cijfer vast. Daarbij wordt een lijst met aandachtspunten gebruikt die een voor een worden beoordeeld.
Slide 11 - Tekstslide
Examen Gesprekken
Er is een belangrijk verschil tussen Spreken en Gesprekken voeren.
Een presentatie houd je alleen: je bepaalt zelf wat er gezegd wordt.
Een gesprek houd je met een of meer anderen. Het is afwachten wat je gesprekspartners gaan zeggen en hoe ze op jouw woorden zullen reageren. Daardoor is een gesprek moeilijker te plannen dan een presentatie. Je moet op verschillende reacties voorbereid zijn.
-> Een paar aanwijzingen.
Slide 12 - Tekstslide
Examen Gesprekken
Bereid je goed voor!
Lees voor het examen de theorie in het onderdeel Gesprekken nog eens door.
Bestudeer het Beoordelingsformulier Gesprekken, daarin staat wat jij moet kunnen.
Slide 13 - Tekstslide
Examen Gesprekken
Leer je beurt te nemen
Het is belangrijk dat je in het gesprek regelmatig aan het woord komt. Denk erover na hoe je daarvoor kunt zorgen.
Ben je iemand die veel en graag praat? Dan kom je vast wel genoeg aan het woord. Let er wel op dat je de anderen genoeg tijd geeft voor hun inbreng.
Ben je iemand die eerst nadenkt en dan pas iets zegt (of niet)? Bereid je dan extra goed voor en bedenk van tevoren wat je in elk geval wilt zeggen.
Slide 14 - Tekstslide
Examen Gesprekken
Aansluiten, niet onderbreken
Het komt niet prettig over als je een ander zomaar onderbreekt. Het werkt beter om aan te sluiten bij wat je gesprekpartner zegt. Bijvoorbeeld zo:
(Als je iets anders aan de orde wilt stellen:) 'Ik begrijp dat je dat belangrijk vind. Maar nu iets heel anders ...'
(Als je wilt aanvullen wat de ander zegt:) 'Precies, zo gaat dat, dat is ook mijn ervaring. Ik heb iets vergelijkbaars meegemaakt ...'
(Als je wilt uitleggen waarom iemand ongelijk heeft:) 'Oké, zo kijk jij er tegenaan, dat snap ik. Maar ik denk dat je iets over het hoofd ziet ...'
Slide 15 - Tekstslide
Examen Gesprekken
Let op de verstaanbaarheid en de samenhang
Spreek rustig en duidelijk en laat elkaar uitpraten. Je gaat gemakkelijk te snel!
Nummer de dingen die je bijdraagt: 'Ik heb nog een tweede voorwaarde.'
Vat de uitkomst van het gesprek kort samen: 'Onze top vijf ziet er dus zo uit.'