We hebben geoefend met de begrippen uit 3.1 en 3.2.
Donderdag werken aan 3.3!
TOETSSTOF
*H1 geheel
*H2 geheel
* 3.1 t/m 3.3
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
lesdoelen
We hebben geoefend met de begrippen uit 3.1 en 3.2.
Donderdag werken aan 3.3!
TOETSSTOF
*H1 geheel
*H2 geheel
* 3.1 t/m 3.3
Slide 1 - Tekstslide
KARYOGRAM / HOMOLOGE CHROMOSOMEN /
AUTOSOMEN / GESLACHTSCHROMOSOMEN
Slide 2 - Tekstslide
CHROMOSOOM
GEN/NUCLEOTIDE
De gekleurde staafjes staan voor de bouwstenen van DNA: nucleotiden.
In DNA vinden we 4 verschillende:
A tegenover T
C tegenover G
Slide 3 - Tekstslide
Hoeveel paar autosomen heb jij?
A
2
B
22
C
23
D
46
Slide 4 - Quizvraag
Je fenotype wordt bepaald door de genen van je ouders en door het milieu.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Hoeveel genen heb jij (om en nabij)?
A
206
B
4.500
C
20.000
D
1.300.000
Slide 6 - Quizvraag
Bij sommige diersoorten worden de geslachten op een andere manier bepaald dan door geslachtschromosomen. Bij bijen zijn de mannetjes (darren) haploïd. Darren ontwikkelen zich uit onbevruchte eicellen. Vrouwelijke bijen ontstaan uit bevruchte eicellen. De larven die hieruit ontstaan ontwikkelen zich afhankelijk van de voeding die ze krijgen tot een koningin of tot een werkbij.
Zijn de verschillen tussen een werkbij en een koningin erfelijk of zijn het modificaties? Leg je antwoord uit. [2p]
Slide 7 - Open vraag
Bij een twee-eiige tweeling is:
A
Het genotype en fenotype hetzelfde
B
Alleen fenotype hetzelfde
C
Genotype en fenotype verschillend
D
Alleen fenotype verschillend
Slide 8 - Quizvraag
Wetenschappers onderzoeken welke eigenschappen bij mensen het gevolg zijn van genetische aanleg en welke eigenschappen vooral tot stand komen door invloeden uit het milieu. Uit onderzoek blijkt dat het gewicht bij vrouwen van 20 tot en met 29 jaar voor 72-85% genetisch wordt bepaald.
Leg uit hoe wetenschappers dat zouden kunnen afleiden uit de resultaten van een onderzoek bij eeneiige tweelingen. [3p]
Slide 9 - Open vraag
Hoeveel punten had je voor de tweelingvraag?
1
2
3
Slide 10 - Poll
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde van groot naar klein?
A
chromosoom , gen, nucleotide, base
B
chromosoom, gen, base, nucleotide
C
gen, chromosoom, nucleotide, base
D
gen, chromosoom, nucleotide, base
Slide 12 - Quizvraag
DNA is een dubbele streng met nucleotiden. Hoe noem je een enkele streng met nucleotiden?
A
Een aminozuur.
B
Een eiwit.
C
RNA.
D
Eenzaam.
Slide 13 - Quizvraag
Welke is geen nucleotide?
A
Adenine
B
Guanine
C
Telomerine
D
Cytosine
Slide 14 - Quizvraag
Welke nucleotiden liggen in een DNA-molecuul tegenover elkaar?
A
A - A
B
A - C
C
A - G
D
A - T
Slide 15 - Quizvraag
biologie 3.2 - dominantie
Slide 16 - Tekstslide
leerdoelen
* Je kunt beschrijven hoe dominante en recessieve allelen in het fenotype van een organisme tot uiting kunnen komen.
* Je kunt toelichten hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan.
Slide 17 - Tekstslide
Kinderen erven de erfelijke eigenschappen van hun ouders. Hoe is het dan mogelijk dat twee ouders met bruine ogen een kind krijgen met blauwe ogen?
Slide 18 - Open vraag
BEGRIPPENLIJST
homozygoot
heterozygoot
recessief allel
dominant allel
volledige dominantie
co-dominantie
onvolledige dominantie
**schrijf ook op, hoe je de allelen moet weergeven!**
Slide 19 - Tekstslide
TO DO
* begrippenlijst 3.2
- alle blauwe woorden + uitleg en/of tekening ter illustratie
* opdracht 9, 10, 11, 13, 14, 17 maken
timer
15:00
Slide 20 - Tekstslide
Aa kan je ook wel omschrijven als:
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
D
Heterozygoot dominant
Slide 21 - Quizvraag
Bij mensen is het allel voor rechtshandigheid (A) dominant over het allel voor linkshandigheid (a). Nadine is linkshandig. Haar vader is ook linkshandig.
AIs de vader van Nadine homozygoot of heterozygoot voor linkshandigheid? Leg je antwoord uit. [2p]
Slide 22 - Open vraag
De moeder van Nadine is rechtshandig.
Is de moeder van Nadine homozygoot of heterozygoot voor rechtshandigheid? Leg je antwoord uit. [3p]
Slide 23 - Open vraag
Een dominant gen komt tot uiting als er geen recessief gen aanwezig is.
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Het allel voor een 'wipneus' (a) is recessief ten opzichte van het allel voor 'geen wipneus' (A).
Wat kan het genotype zijn van iemand zonder wipneus?
A
AA of aa
B
AA of Aa
C
Aa of aa
D
Alleen AA
Slide 25 - Quizvraag
We zien hier een gespikkelde kip. Hoe noemen we de manier waarop de allelen voor veerkleur zich uiten?
A
co-dominant
B
volledig dominant
C
heterozygoot dominant
D
onvolledig dominant
Slide 26 - Quizvraag
Welke kat heeft een intermediair fenotype?
Soms wordt een kat met het genotype van een Siamese kat aangezien voor een Tonkinese kat. Leg dat uit.
Slide 27 - Tekstslide
Wanneer een Siamese kat opgroeit in een koude omgeving, zal de vacht soms koeler worden dan 33 °C, waardoor het enzym tyrosinase actief wordt. Daardoor wordt er meer van het pigment eumelanine gevormd en wordt de vacht donkerder. De Siamese kat kan dan worden aangezien voor een Tonkinese kat.
Slide 28 - Tekstslide
Geef deze les beoordeling.
A
Onvoldoende!
B
Voldoende.
C
Goed.
D
Zeer goed!
Slide 29 - Quizvraag
Leg je beoordeling uit: Wat vond je goed? Wat kan er beter?