Basis 4 H2.2

Welkom basis 4! 
H2.2 Sparen of lenen? 
Deel 1 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom basis 4! 
H2.2 Sparen of lenen? 
Deel 1 

Slide 1 - Tekstslide

Redenen om te sparen
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor rente

Slide 2 - Tekstslide

Rente 
Een vergoeding die je krijgt omdat de 
bank jouw geld mag gebruiken. 

Hoogte afhankelijk van: 
- Het rentepercentage 
- De hoogte van het spaarbedrag
- Hoelang je het geld spaart 

Slide 3 - Tekstslide

Rente

Slide 4 - Tekstslide

Eerst samen: 
Nina heeft €750 op haar bankrekening staan. De bank geeft 2,5% rente.
Stap 1: 2,5/100 = 0,025
Stap 2: 0,025 x  €750 = €18,75
Stap 3: 3 jaar x €18,75  = €56,25
Stap 4: €750 + €56,25 = €806,25

Slide 5 - Tekstslide

Nu jullie, ga dit in STILTE voor jezelf uitrekenen: 

Peter heeft €400 op zijn rekening staan. De bank geeft 3% rente. Hoeveel heeft Peter na 3 jaar op zijn bank staan? 

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag! 
Maken H2.2 opdracht 15 t/m 23 

Slide 7 - Tekstslide

Welkom basis 4!

H2.2 Sparen of lenen? 
Deel 2 

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling vorige les:
1. Welke 3 spaarmotieven kunnen we hebben? 
2. Waar is de hoogte van de rente afhankelijk van? 
3. Gina heeft €600 op haar spaarrekening. De bank geeft 2% rente. Hoe rekenen we uit hoeveel geld Gina over 2 jaar op haar bankrekening heeft? 

Slide 9 - Tekstslide

Lenen
Gebruik maken van geld van een ander. 
Dit wordt ook wel krediet genoemd.   
Dit moet je meestal maandelijks terug betalen. 

Lenen kost (meestal) geld! Je betaald rente voor het leenbedrag. 

Alles wat je meer terugbetaald dan dat je hebt geleend noem je kredietkosten. 

Slide 10 - Tekstslide

Leenmotieven 
1. Tijdelijk geld tekort. 
2. Aankoop van een duurzaam consumptiegoed bijvoorbeeld meubels of een nieuwe auto. 
3. Woning kopen (hypothecaire lening/hypotheek) 
4. Onverwachte gebeurtenis die niet kan wachten (kapotte auto of wasmachine) 

Slide 11 - Tekstslide

Leenvormen

Geld lenen voor duurzame consumptiegoederen 
zoals meubels of een nieuwe auto noem je consumptief krediet. 
-  Persoonlijke lening (je leent een bedrag en betaalt dat in een aantal vaste termijnen terug)
- Koop op afbetaling (je koopt een product en betaalt het in een aantal vaste termijnen terug)


Slide 12 - Tekstslide

Kredietkosten 
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening 

Je leent €3000 en betaalt dit in 24 maandelijkse termijnen van €140 per maand terug. 

(24 x €140) - €3000 = €360 

Slide 13 - Tekstslide

Maken opdrachten 
Maken H2.2 opdracht 24 tot en met 28 + samenvatting. 

H2.2 heb je maandag 28 september af! 

Klaar? maak de oefenopgaven van 2.2 op bladzijde 61. 

Slide 14 - Tekstslide

Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel rente na 3 jaar?
A
€ 54
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65

Slide 15 - Quizvraag

Wat is geen reden om te sparen?
A
Sparen uit voor voorzorg
B
Sparen als rekenmiddel
C
Sparen voor rente
D
Sparen voor een doel

Slide 16 - Quizvraag

Mees haalt bij de Mediamarkt een grote TV. Deze betaald hij af in 24 maanden. We hebben te maken met een....
A
Persoonlijke lening
B
Koop op afbetaling

Slide 17 - Quizvraag

We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen

Slide 18 - Quizvraag