In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Deze les maak je op maandag 23 maart
slide 1 t/m 5
Slide 1 - Tekstslide
Vorige les heb je geleerd...
...hoe periode 3 eruit ziet.
...wat voor type lezer je bent.
Slide 2 - Tekstslide
Deze les ga je leren...
...om een opsporingsbericht te schrijven.
Slide 3 - Tekstslide
Aan de slag!
Deze les werk je verder aan je opsporingsbericht van Saskia Ehlvest.
Je filmpje duurt ongeveer 3 minuten.
Je moet in ieder geval de informatie verwerken die in het boek staat. Andere zaken die je nodig hebt voor je bericht mag je zelf bedenken en aanvullen.
Je levert je autocue + filmpje vandaag in (23:59).
Zet je filmpje (privé) op YouTube of verstuur het naar i.tielemans@atscholen.nl via WeTransfer. De autocue kun je inleveren via Opdrachten op Magister.
Succes!
Slide 4 - Tekstslide
Einde van deze les
Slide 5 - Tekstslide
Deze les maak je op donderdag 26 maart
slide 6 t/m 27
Slide 6 - Tekstslide
Vorige les heb je geleerd...
...om een opsporingsbericht te schrijven.
Slide 7 - Tekstslide
Deze les ga je...
...een aantal literaire begrippen leren/herhalen die te maken hebben met de titel, de tijd en ruimte, de personages en het begin van een verhaal. ...deze begrippen toepassen op Het gouden ei.
Slide 8 - Tekstslide
Aan de slag!
Neem nu eerst de theorie door op slide 10 t/m 20
De theorie gaat over:
Verhaalbegin
Tijd
Ruimte
Personages
Verklaringen voor de titel
Slide 9 - Tekstslide
Verhaalbegin - blok 4, blz. 208
Inleidend beginDe schrijver geeft eerst een beeld van de personages en hun situatie.
Midden in de gebeurtenissenDe schrijver valt met de deur in huis (geen inleiding). Later krijg je aanwijzingen over de personages en hun situatie.
ProloogEen apart hoofdstuk vooraf aan het eerste hoofdstuk. Er wordt al iets verteld over de afloop. Aan het einde begrijp je pas wat hier wordt verteld. Dit wekt extra spanning op.
Slide 10 - Tekstslide
Tijd – blok 4, blz. 158/159
Chronologische vertelvolgordeDe gebeurtenissen in een verhaal worden verteld in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden.
Hierbij kunnen verwijzingen voorkomen naar dingen die eerder of later in het verhaal gebeuren. De vertelvolgorde wordt daarmee niet onderbroken.
Niet-chronologische vertelvolgordeDe gebeurtenissen in een verhaal worden niet verteld in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden.
Slide 11 - Tekstslide
Tijd - blok 4 – blz. 205
Vertelde tijdDe tijd die voorbijgaat in een verhaal.
VerteltijdDe tijd uitgedrukt in woorden of pagina’s, die gebruikt wordt om het verhaal te vertellen.
VerteltempoHet tempo waarin wordt verteld.
Slide 12 - Tekstslide
Tijd- blok 4 – blz. 204
VersnellingDe vertelde tijd is lang en de verteltijd is kort. Een langere periode wordt verteld in weinig woorden.
VertragingDe vertelde tijd is kort en de verteltijd lang. Een korte periode wordt verteld in veel woorden.
Tijdsprong De schrijver slaat periodes over.
Slide 13 - Tekstslide
Ruimte – blok 4, blz. 158/159
SettingDe setting herken je aan de tijd en ruimte waarin het zich afspeelt.
Ruimte
Alles wat te maken heeft met plaatsen. Een land, stad, dorp, een huis, een kamer, een straat, een gebouw, een planeet.
De ruimte kan bestaan, maar ook niet bestaan, herkenbaar zijn of niet herkenbaar.
De ruimte kan een bepaalde sfeer oproepen, bijvoorbeeld spanning.
Ook kan de ruimte het verhaal verduidelijken.
Slide 14 - Tekstslide
Personages – blok 3, blz. 111/112
HoofdpersoonDit is de belangrijkste persoon (soms meer dan 1). Van een hoofdpersoon kom je het meeste te weten (gevoelens en gedachten), het grootste deel van het verhaal ‘beleef’ je door zijn/haar ogen. Hij/zij heeft vaak een belangrijk probleem of een opdracht.
BijpersonenDeze personen zijn minder belangrijk en je komt over hen minder te weten. Je leert hen minder goed kennen.
Slide 15 - Tekstslide
Personages – blok 3, blz. 111/112
Relaties tussen personages (kunnen veranderen in het verhaal)
Helpers Bijfiguren die de hoofdpersoon helpen om zijn doel te bereiken.
TegenstandersBijfiguren die de hoofdpersoon tegenwerken.
Beschrijving van een personage
Uiterlijk en karaktereigenschappen
Kenmerken: geslacht, leeftijd, achtergrond
Slide 16 - Tekstslide
Personages - blok 3, blz. 111/112
Personages leren kennen
Je kunt personages op verschillene manieren leren kennen.
DirectDe informatie over de personages wordt letterlijk in de tekst verwerkt.
IndirectJe moet de informatie zelf afleiden uit wat personages doen, zeggen, denken of uit wat anderen over hem zeggen of denken.
Slide 17 - Tekstslide
Personages - blok 3, blz. 111/112
OntwikkelingIn een verhaal maken personages een ontwikkeling door. Ze worden ouder, volwassen. Ze veranderen van karakter, van gedrag. Ze komen tot inzichten, verwerken wat ze hebben meegemaakt.
Mening over personagesHeb je sympathie of juist geen sympathie voor het personage? Kun jij je wel of niet vinden in hun gedrag, keuzes, daden, opvattingen?
Slide 18 - Tekstslide
Enkele karaktereigenschappen
Slide 19 - Tekstslide
Titelverklaring (staat niet in Op Niveau)
De titel verklarenUitleggen hoe de titel bij het boek past.
Letterlijk/figuurlijkEen titel kun je letterlijke en/of figuurlijk uitleggen.
Thema, persoon, plaats, gebeurtenisDe titel heeft vaak iets met het thema (onderwerp) te maken. De titel kan ook naar een persoon, plaats of gebeurtenis wijzen.
Slide 20 - Tekstslide
Aan de slag!
Je hebt hoofdstuk 1 gelezen.
Maak de opdrachten op de volgende slides.
Gebruik hierbij steeds de theorie op slide 10 t/m 20
Door middel van de opdrachten bereid jij je voor op de toets. Het is dus verstandig om deze steeds serieus te maken.
Slide 21 - Tekstslide
1. Leg uit hoe de titel tot nu toe past bij het verhaal.
Slide 22 - Open vraag
2. Wat kun je vertellen over het verhaalbegin van Het gouden ei?
Slide 23 - Open vraag
3. Waar (ruimte) speelt het verhaal zich tot nu toe af? Geef per ruimte aan waarom deze wel/niet belangrijk is. voor het verhaal.
Slide 24 - Open vraag
4. Wie is/zijn de hoofdpersonen in Het gouden ei? Wat kun je tot nu toe over hem/haar/hen vertellen?
Slide 25 - Open vraag
5. Wie zijn tot nu toe de bijpersonen in Het gouden ei? Wat kun je over hun rol vertellen?
Slide 26 - Open vraag
Einde van de les
Slide 27 - Tekstslide
Deze les maak je op vrijdag 27 maart
slide 28 t/m 48
Slide 28 - Tekstslide
Vorige les heb je geleerd...
...om een aantal literaire begrippen die te maken hebben met de titel, de tijd en ruimte, de personages en het begin van een verhaal toe te passen op Het gouden ei.
Slide 29 - Tekstslide
Deze les ga je...
...de vier perspectieven herhalen.
...leren wat het effect van een verandering van perspectief kan zijn.
Slide 30 - Tekstslide
Wat is er met Saskia gebeurd?
Slide 31 - Open vraag
Hoe wordt het verhaal verteld?
Een perspectief geeft aan hoe een verhaal wordt verteld.
We kunnen vier soorten perspectieven onderscheiden:
- Ik-perspectief: vanuit de ik-persoon (in het hoofd)
- Personaal perspectief: vanuit de hij/zij-persoon (in het hoofd)
- Auctoriaal (alwetend) perspectief: helikopterview (de schrijver weet alles van iedereen en levert soms ook commentaar)
- Wisselend perspectief: er wordt afgewisseld tussen de verschillende perspectieven. Er wordt bijvoorbeeld afgewisseld tussen twee hoofdpersonages die elk hoofdstuk vanuit hun eigen ik-perspectief de gebeurtenissen beschrijven.
Slide 32 - Tekstslide
Ik-perspectief
Je ziet alles door de ogen van de verteller
Geschreven in de ik-vorm
Leert de ik-persoon heel goed kennen
Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken
Slide 33 - Tekstslide
Ik-perspectief
Een ijskoude rilling was langs mijn ruggengraat omhoog gekropen. Op de gastenlijst komen voor het Feest is moeilijker dan geblinddoekt je rijexamen halen. Het verhaal gaat dat ze je van tevoren screenen, al heeft niemand een idee wie die ‘ze’ zijn en hoe dat screenen in zijn werk gaat. Hadden ze me de afgelopen weken in de gaten gehouden? Was ik al die tijd zonder dat ik het doorhad bekeken en afgeluisterd? (Uit: Zes seconden – Daniëlle Bakhuis)
Slide 34 - Tekstslide
Personaal perspectief
Je ziet alles door de ogen van één persoon
Geschreven in de hij- of zij-vorm
Leert de hoofdpersoon goed kennen
Slide 35 - Tekstslide
Personaal perspectief
Gieles probeerde zich een schuddende aarde voor te stellen. Een schuddend dak was hem niet vreemd. Als ‘s nachts zware vrachtkisten opstegen, bonkte het dak als een oude centrifuge. Gieles zapte weg van de aardbeving naar Animal Planet. Een vlooiende bonobo en haar jong zaten onder een boom. Zijn vriend Toon vertoonde overeenkomsten met apen. (Uit: Glijvlucht – Anne-Gine Goemans)
Slide 36 - Tekstslide
Alwetend perspectief
De verteller is iemand die alles weet van alle personages
Geschreven in de hij- en zij-vorm
Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken
Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren
Slide 37 - Tekstslide
Alwetend perspectief
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. (Uit: De avonden – Gerard Reve)
Slide 38 - Tekstslide
Wisselend perspectief
Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van verschillende personages
Je ziet dezelfde gebeurtenissen vanuit verschillende invalshoeken
Kan gebruik worden gemaakt van de ik-vertelsituatie (meerdere ik-figuren, meervoudige ik-vertelsituatie) of van de personale vertelsituatie (meerdere hij- of zij-figuren, meervoudige personale vertelsituatie)
Slide 39 - Tekstslide
Meervoudig perspectief
Hoofdstuk 1: Ik had deze vakantie moeten afzeggen. Sinds ik ben opgestaan, heb ik al het gevoel dat ik moet huilen.
Hoofdstuk 2: Denkt Lilly nou echt dat ik haar niet zie janken? Wat een muts. Geïrriteerd wend ik me van haar af.
Hoofdstuk 3: ‘Anouk.’ Iemand fluistert mijn naam. Waar ben ik? Het is nacht. En donker. Maar aan de grillige zwarte schaduwen om me heen kan ik zien dat ik in een bos ben.
(Uit: Shock – Mel Wallis de Vries)
Slide 40 - Tekstslide
'Ik liep naar het lokaal toe. Ik wist toen al dat ik een 8 voor de toets zou gaan halen, zo goed had ik geleerd.'
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetend perspectief
D
meervoudig perspectief
Slide 41 - Quizvraag
Welke is onjuist? Een personaal perspectief...
A
is onbetrouwbaar
B
heeft een verteller die afwezig is in het verhaal
C
vertelt vanuit hij/zij
D
staat in de ik-vorm
Slide 42 - Quizvraag
Opdracht: perspectief
Het Gouden Ei is geschreven in de hij/zij-vorm. In deze opdracht herschrijf je een fragment van de hij/zij-vorm naar de ik-vorm. Het is misschien nodig dat je kleine gebeurtenissen verandert, weglaat of er iets bij verzint. Zorg ervoor dat jouw tekst ongeveer net zo lang is als het gekozen fragment.
Slide 43 - Tekstslide
Opdracht: perspectief
Maak een keuze uit de volgende fragmenten:
1. Bovenaan een [...] wieltjes voortrok blz. 8-9 (in de pdf blz. 3-4) 2. Had ze [...] onbeheerd stond blz. 14-15 (in de pdf blz. 8) 3. De Fransen […] niet zwemmen! blz. 30-31 (in de pdf blz. 17)
Schrijf je fragment op de volgende slide.
Slide 44 - Tekstslide
Maak een keuze uit de volgende fragmenten: 1. Bovenaan een [...] wieltjes voortrok blz. 8-9 (in de pdf blz. 3-4) 2. Had ze [...] onbeheerd stond blz. 14-15 (in de pdf blz. 8) 3. De Fransen […] niet zwemmen! blz. 30-31 (in de pdf blz. 17)
Slide 45 - Open vraag
a. Wat verandert er als je de hij/zij-vorm in de ik-vorm verandert? b. Beleef je het verhaal nu op een andere manier? Misschien kun je je beter inleven, of juist niet? c. Wordt het verhaal spannender of juist niet? Geef zo nauwkeurig mogelijk antwoord.
Slide 46 - Open vraag
Lesdoelen: Ik weet welke vier perspectieven er zijn.
A
Ja
B
Nee
Slide 47 - Quizvraag
Lesdoelen: Ik weet wat een verschil in perspectief voor effect kan hebben voor het verhaal en op de lezer.