Begrijpend lezen les 29

Begrijpend lezen les 29


De slang
1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 57 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Begrijpend lezen les 29


De slang

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands (de taal)

Slide 2 - Tekstslide

de dierentuin

Slide 3 - Tekstslide

wandelen

Slide 4 - Tekstslide

Het slangenhuis

Slide 5 - Tekstslide

durven

Slide 6 - Tekstslide

Het glas

Slide 7 - Tekstslide

gillen

Slide 8 - Tekstslide

de tuinslang

Slide 9 - Tekstslide

Wij lezen het verhaal.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Kies het goede woord!

Slide 13 - Tekstslide

wat is goed?
A
de slang
B
het slangenhuis
C
de tuinslang
D
de dierentuin

Slide 14 - Quizvraag

wat is goed?
A
durven
B
wandelen
C
Nederlands
D
gillen

Slide 15 - Quizvraag

wat is goed?
A
het slangenhuis
B
de dierentuin
C
durven
D
wandelen

Slide 16 - Quizvraag

wat is goed?
A
de dierentuin
B
het glas
C
de tuinslang
D
Nederlands

Slide 17 - Quizvraag

wat is goed?
A
de tuinslang
B
de dierentuin
C
het slangenhuis
D
het glas

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed?

Slide 19 - Tekstslide

wandelen
durven
gillen

Slide 20 - Sleepvraag

de tuinslang
de slang 

Slide 21 - Sleepvraag

We lezen het verhaal!

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Waar of niet waar?

Slide 25 - Tekstslide

Rosa gaat drie keer per week naar school
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Het is slecht weer
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Ze zien olifanten, apen en giraffen
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Rosa is bang voor slangen.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Binnen zijn bakken van plastic.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Rosa lacht niet. Ze schaamt zich dood.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Lees de zinnen goed.
Welke zin is goed?

Slide 32 - Tekstslide


A
Ze wandelen door de dierentuin.
B
Ze zien slangen.
C
Ze gaan naar de dierentuin.

Slide 33 - Quizvraag


A
Rosa schrikt.
B
In die bakken liggen slangen.
C
Rosa loopt langs de bakken.

Slide 34 - Quizvraag


A
Alle mensen kijken naar Rosa.
B
Iedereen lacht.
C
Rosa staat op een tuinslang.

Slide 35 - Quizvraag

het midden
A
In het midden van mijn kamer staat een tafel.
B
In het midden van de klas is een muur.

Slide 36 - Quizvraag

het dier
A
Een tafel is een dier.
B
Een hond is een dier.

Slide 37 - Quizvraag

glas
A
Een raam is van glas gemaakt.
B
Een potlood is van glas gemaakt.

Slide 38 - Quizvraag

durft
A
Durft hij een spin te pakken?
B
Durft hij een kopje koffie?

Slide 39 - Quizvraag

gilt
A
Ze gilt: 'mag ik een broodje!'
B
Ze gilt: 'Ik zie en muis!'

Slide 40 - Quizvraag

We lezen het verhaal!

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Welke dieren zijn wel /  niet in de dierentuin? 

Slide 44 - Tekstslide

in de dierentuin
niet in de dierentuin
olifant
mug
tijger
kameel
hond
kat
aap

Slide 45 - Sleepvraag

Lees de zin.

Schrijf het goede antwoord op!

Slide 46 - Tekstslide

Hoeveel keer per week gaat Rosa naar school?

Slide 47 - Woordweb

Met wie gaat Rosa naar de dierentuin?

Slide 48 - Woordweb

Voor welke dieren is Rosa bang?

Slide 49 - Woordweb

Waarom gilt Rosa?

Slide 50 - Woordweb

Slide 51 - Tekstslide

Waar is de dierentuin?
A
Amsterdam
B
Arnhem
C
Amersfoort

Slide 52 - Quizvraag

Slide 53 - Tekstslide

Hoe laat gaat de dierentuin open in de zomer?
A
om 8 uur.
B
om 9 uur.
C
om 10 uur.

Slide 54 - Quizvraag

Slide 55 - Tekstslide

Hoeveel kost een kaartje voor de dierentuin voor een kind van 8 jaar?
A
15,50 euro
B
18,50 euro
C
16,50 euro

Slide 56 - Quizvraag

Vertel het verhaal!

Slide 57 - Tekstslide