In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Wat weet je nog over reumatische aandoeningen?
Slide 1 - Tekstslide
Stelling 1 : artritis is een andere naam voor gewrichtsslijtage Stelling 2 : bij artrose wordt het kraakbeen in het gewricht steeds dikker
A
stelling 1 en 2 zijn juist
B
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
C
stelling 1 i s onjuist en stelling 2 is juist
D
stelling 1 en 2 zijn onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Artrose kan behandeld worden met:
A
fysiotherapie om de spieren om de gewrichten te versterken
B
paracetamol of een NSAID als pijnstiller
C
Zowel A als B
Slide 3 - Quizvraag
Reumatoïde artritis komt vaker voor dan artrose
A
dat is waar
B
dat is niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Welke bewering is niet juist
A
methotrexaat moet gecombineerd worden met foliumzuur om bijwerkingen te voorkomen
B
een reumapatiënt van 72 jaar die 2 x daags 500mg naproxen gebruikt heeft geen maagbescherming nodig
C
corticosteroïden kunnen bij langdurig gebruik botontkalking veroorzaken
Slide 5 - Quizvraag
Allopurinol wordt gebruikt bij:
A
artrose
B
osteoporose
C
jicht
Slide 6 - Quizvraag
Door een te laag urinezuurgehalte in het bloed kan jicht ontstaan
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Jicht komt vaker voor bij:
A
mannen
B
vrouwen
Slide 8 - Quizvraag
Sulfasalazine, methotrexaat en hydrochloroquine behoren tot de:
A
corticosteroïden
B
DMARD's
C
Biologicals
Slide 9 - Quizvraag
Bij acute pijn bij jicht kun je de patiënt de volgende medicatie meegeven:
A
colchicine
B
allopurinol
C
clindamycine
D
carbamazepine
Slide 10 - Quizvraag
Een andere naam voor botontkalking is:
A
osteoclasten
B
osteoblasten
C
osteoporose
Slide 11 - Quizvraag
Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van botontkalking:
A
ouderdom, verminderde inname van calcium, roken, alcohol
B
veel lichaamsbeweging, roken, ouderdom, een verhoogde beschikbaarheid van vitamine D
Slide 12 - Quizvraag
Calcium is nodig voor de opbouw en onderhoud van:
A
botten en tanden
B
maag en darmen
C
ogen en oren
Slide 13 - Quizvraag
Een volwassene heeft ongeveer 1000mg calcium per dag nodig. Met hoeveel porties zuivel komt dit overeen?
A
2 porties
B
3 porties
C
4 porties
Slide 14 - Quizvraag
10 mcg colecalciferol komt overeen met:
A
200IE colecalciferol
B
400IE colecalciferol
C
800IE colecalciferol
Slide 15 - Quizvraag
Welke bewering is juist
A
botontkalking wordt behandeld met bifosfonaten
B
TNF-alfa-remmers worden gebruikt bij artrose
C
reumatoïde artritis is geen auto-immuunziekte
Slide 16 - Quizvraag
Diuretica kunnen een jichtaanval uitlokken
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Stelling 1 : ongeveer 4 op 1000 mensen heeft bontontkalking Stelling 2 : de diagnose botontkalking wordt bepaald met een DEXA-scan
A
stelling 1 en 2 zijn juist
B
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
C
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
D
stelling 1 en 2 zijn onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Bifosfonaten mogen slechts 3 jaar gebruikt worden
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Hoeveel laaggeletterden van 16 jaar en ouder zijn er in Nederland?
A
1 miljoen
B
2,5 miljoen
C
5 miljoen
Slide 20 - Quizvraag
Laaggeletterden begrijpen en onthouden vooral door voordoen, nadoen en herhalen. Wat kan een laaggeletterde oa helpen om informatie te begrijpen en te onthouden?
A
terugvraagmethode, pictogrammen en beeldmateriaal gebruiken, patiënt vragen laten stellen