Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Woordsoorten
Taal
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Bijwoord
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 29
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Taal
Basisschool
Groep 7
In deze les zitten
29 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Taal
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Bijwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
tent, bloemen, rennen
B
lachen, springen, stoel
C
hond, kat, jongen
D
konijn, melk, zingen
Slide 3 - Quizvraag
Werkwoord
Iets wat je doet
Je kan het vervoegen
Ik loop, jij liep, wij lopen
Jij danst, wij dansen, ik dans
Slide 4 - Tekstslide
Wat zijn werkwoorden?
A
roepen, praten, radio
B
Netflix, aardbei, vla
C
vliegen, televisie, vis
D
eten, praten, afwassen
Slide 5 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
De rode jas.
Het lekkere eten.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Het bijwoord
Zegt iets over een werkwoord
Zegt iets over een ander woord
(NIET over een zelfstandig naamwoord!!)
Zij fiets hard.
Hij leert goed.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Wat is het bijwoord?
De werkmannen werken hard.
A
werkmannen
B
werken
C
hard
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Dat lieve meisje koopt een broodje.
A
lieve
B
meisje
C
koopt
D
broodje
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het bijwoord?
De voorman roept luid dat hij klaar is.
A
de voorman
B
roept
C
luid
D
is
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Je grote taart staat op tafel.
A
grote
B
taart
C
staat
D
tafel
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het bijwoord?
Het lint beweegt zachtjes in de wind.
A
het lint
B
beweegt
C
zachtjes
D
de wind
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het bijwoord?
De wind waait hard op die dag.
A
de wind
B
waait
C
die dag
D
hard
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het bijwoord?
De mensen wachten lang in de rij.
A
de mensen
B
wachten
C
lang
D
in de rij
Slide 17 - Quizvraag
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Is het nu? Dat is het tegenwoordige tijd.
Is het al geweest? Dan is het verleden tijd.
Let op de werkwoorden (de persoonsvorm!)
Slide 18 - Tekstslide
Ik ga naar huis
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 19 - Quizvraag
Ik at een patatje
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 20 - Quizvraag
Zij keek naar een leuke serie
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 21 - Quizvraag
Zijn er nog vragen?
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quizvraag
Ga aan het werk.
Succes!
Slide 23 - Tekstslide
Heb je je leerdoel behaald?
A
Ja, ik snap het helemaal!
B
Ik begrijp het een beetje.
C
Nee, ik vind alles moeilijk.
D
Nee, ik vind .......... moeilijk.
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
De
bijvoeglijk naamwoord
bijwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord
erg
handige
jongen
schrijft
slordig
Slide 26 - Sleepvraag
De
bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord
verse
bloemen
verwelken
snel
Slide 27 - Sleepvraag
De
bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord
verse
bloemen
verwelken
bijzonder
snel
Slide 28 - Sleepvraag
Einde
Dit is het einde van deze les
Slide 29 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Bijwoord
Januari 2021
- Les met
12 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Verschil bijwoord en bijvoeglijk naamwoord
Maart 2023
- Les met
48 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
2VE Adjectives + Adverbs
Juni 2022
- Les met
19 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 2
zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naawoord en bijwoord
Mei 2021
- Les met
22 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
5.1 Adverbs & Adjectives + place of the adverb
Maart 2023
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Adjectives and Adverbs
Februari 2022
- Les met
19 slides
English
Secondary Education
Age 11
spelling
Maart 2023
- Les met
11 slides
4.2 adjectives & adverbs + both / either / neither
Maart 2023
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3