Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
5.1 Adverbs & Adjectives + place of the adverb
Today's Lesson
Adverbs & Adjectives
Place of the Adverbs
Work on exercises
1 / 17
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
17 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Today's Lesson
Adverbs & Adjectives
Place of the Adverbs
Work on exercises
Slide 1 - Tekstslide
bijvoegelijke naamwoorden
& bijwoorden?
Slide 2 - Woordweb
What is the difference between:
1. That's a perfect answer.
2. She sang perfectly.
Slide 3 - Open vraag
Adjectives
Bijvoegelijke naamwoorden
That's a perfect answer.
Perfect zegt iets over answer.
Answer = zelfstandig naamwoord
Perfect = adjective
adverbs
bijwoorden
She sang perfectly.
Perfectly zegt iets over sang
Sang = werkwoord
Perfectly = adverb
Slide 4 - Tekstslide
Adjectives
Bijvoegelijke naamwoorden
zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier ding).
komt na 'to be'
Zintuigen: look, feel, smell, taste, sound.
She is wearing a
beautiful
dress
.
You
are
amazing
!
You
look
tired
.
Slide 5 - Tekstslide
adverbs
bijwoorden
Zegt iets over een werkwoord
zegt iets over een ander bijwoord
zegt iets over een bijvoegelijk naamwoord.
She
sings
beautifully
.
This castle is
really
old
.
The car drove
extremely
slowly
.
Slide 6 - Tekstslide
Adjectives
Bijvoegelijke naamwoorden
zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier ding).
komt na 'to be'
Zintuigen: look, feel, smell, taste, sound.
adverbs
bijwoorden
Zegt iets over een werkwoord
zegt iets over een ander bijwoord
zegt iets over een bijvoegelijk naamwoord.
Slide 7 - Tekstslide
He worked ___ (hard)
Slide 8 - Open vraag
She always performs ___ (beautiful)
Slide 9 - Open vraag
They went ___ (extreme) fast.
Slide 10 - Open vraag
Any questions?
Next topic!
Slide 11 - Tekstslide
Place of the Adverb!
Slide 12 - Tekstslide
1.
vóór
bijvoegelijk naamwoord
of ander
bijwoord
.
2.
vóór
het
hoofdwerkwoord
.
3.
ná
een vorm van
to be
.
1. You're going to become
extremely
popular
.
She works
really
seriously
on the exercises.
2. I
can
hardly
believe my eyes.
3. They
are
usually
late.
Slide 13 - Tekstslide
work - You - really - have - to - hard
Slide 14 - Open vraag
believe - hardly - I - my - could - eyes
Slide 15 - Open vraag
Any questions?
Slide 16 - Tekstslide
Homework:
Finish before tomorrow
Lesson 1
Exercise 2-9
Slide 17 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Lesson 1 & 2 Grammar
Mei 2022
- Les met
28 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
4.2 adjectives & adverbs + both / either / neither
Maart 2023
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
4.2 adjectives & adverbs + both / either / neither
Maart 2021
- Les met
20 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Differentieren Adverbs & Adjectives
April 2019
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
5.1 check 2345
April 2020
- Les met
23 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Unit 4 lesson 2
Februari 2020
- Les met
24 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 3-5
Unit 2 lesson 1
Oktober 2021
- Les met
47 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Adverbs vs adjectives
Juni 2021
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, t, havo
Leerjaar 2