V4 2/3/2021

V4, bonjour!
Cours du 2 mars 2021
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

V4, bonjour!
Cours du 2 mars 2021

Slide 1 - Tekstslide

Programme
  • Tes vacances?
  • Quelques annonces
  • Présenter une oeuvre d'art
  • Au travail! 
  • Leesstrategieën?

Slide 2 - Tekstslide

Mes vacances?
(Qu'est-ce que tu as fait?)

Slide 3 - Woordweb

Quelques annonces
  • Van een aantal van jullie nog steeds geen Parler A (over de film naar keuze) ontvangen! Alsnog doen, vóór donderdag! (insturen via wetransfer naar ndijkman@insulacollege.nl)

Slide 4 - Tekstslide

Vous allez écouter un fragment où on décrit un dessin.
Vous allez dessiner ce que vous entendez.
Ensuite, on fait exercice 25b.

4V chap 4 ex 25
Prenez p. 24, exercice 25a

Slide 5 - Tekstslide

Parler d'une oeuvre d'art

- Choisis l'une des oeuvres d'art suivantes. Décris-la en parlant de son créateur, sa forme, sa couleur, le matériel et ton opinion sur cette oeuvre d'art.


Utilise les phrases-clés de la p. 41 du cahier.


Tu la présente à tes camerades de classe. Tu as 10 minutes pour préparer la présentation. Ensuite on change de rôle.

Slide 6 - Tekstslide

Graffiti de Bébar

Slide 7 - Tekstslide

Peinture de  Van Gogh

Slide 8 - Tekstslide

Sculpture de Rodin

Slide 9 - Tekstslide

exercice 26a
Mon oeuvre d'art

Slide 10 - Woordweb

Parler B:
maintenant, prépare-toi
  • note quelques mots clés
  • fais une présentation d'au moins 2 slides
(astuce: utilise les phrases clés)

Slide 11 - Tekstslide

Vous avez compris?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

parler d'une oeuvre d'art
Je vais vous parler de/ Je vous présente
Il s'agit de/d'(sculpture/statue/peinture/tableau/toile)
ça représente/ On voit
Au fond, on voit..... En arrière plan, on voit....

Slide 14 - Tekstslide

A vous!

Slide 15 - Tekstslide

Au travail! 
Chapitre 4
Faire: exercices 24, 27 et 28
Réviser: vocabulaire & phrases-clés A et  B

Slide 16 - Tekstslide

We gaan extra oefenen met lezen...
Leesstrategieën!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen met vinden hoofdgedachte
Je krijgt steeds een stukje tekst om te lezen.
Daarna moet je een vraag beantwoorden.

Pak pen en papier. Je leest eerst de tekst en maakt aantekeningen in je schrift (wie, wat, waar, waarom en hoe-vragen beantwoord je alvast).


Slide 20 - Tekstslide

Lees de tekst, maak eerst aantekeningen...
... en beantwoord de vragen:
WIE?
WAT?
WAAR?
WANNEER?
WAAROM? en HOE?

Slide 21 - Tekstslide

Hoofdgedachte:
WAT?

Slide 22 - Open vraag

Hoofdgedachte:
WAAR?

Slide 23 - Open vraag

Hoofdgedachte:
WIE?

Slide 24 - Open vraag

Hoofdgedachte:
WANNEER?

Slide 25 - Open vraag

Hoofdgedachte:
WAAROM en HOE?

Slide 26 - Open vraag

Nu toch ook even een detailvraag: 
bekijk de foto en ...
...raad de betekenis van dénoncer

Slide 27 - Tekstslide

Dénoncer
betekent:
A
plegen
B
ondergaan
C
duidelijk maken
D
verdedigen

Slide 28 - Quizvraag

Lees bovenstaande tekst: hoeveel inégalités (ongelijkheden) worden genoemd? Vul hierna in.

Slide 29 - Tekstslide

Hoeveel ongelijkheden
worden genoemd?
A
één
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 30 - Quizvraag

Important! Signaalwoorden!
Handig om die te kennen, want ze geven structuur aan de tekst. De antwoorden op vragen over de tekst staan vaak in de buurt van de signaalwoorden (zie de vorige vraag...). 
Ze kunnen een reden aangeven, of een tegenstelling, een voorbeeld, een opsomming, een doel etc. 
We gaan ermee oefenen in de volgende dia.

Slide 31 - Tekstslide

parce que
mais
pourtant
par exemple
si
par contre
donc
ensuite
bref
en plus
daarentegen
dus
bovendien
omdat
kortom
vervolgens
toch
bijvoorbeeld
maar
als

Slide 32 - Sleepvraag

Lees de tekst en zoek het signaalwoord
Vul het in op de volgende dia

Slide 33 - Tekstslide

Wat is het signaalwoord
in deze tekst?

Slide 34 - Open vraag

Kies het passende signaalwoord:
Je ne sors pas ..... il pleut.

A
pourtant
B
donc
C
parce qu'
D
par contre

Slide 35 - Quizvraag

Wat geeft het signaalwoord POURTANT (=echter, toch) aan?
A
gevolg
B
oorzaak
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 36 - Quizvraag

Vul het passende signaalwoord in:
J'ai fait mes exercices, j'ai appris le vocabulaire, ..... je suis bien préparé!
A
en plus
B
parce que
C
par contre
D
bref

Slide 37 - Quizvraag

Kies het passende signaalwoord:
J'ai fait mes devoirs, .... je n'ai pas de bonnes notes
A
par exemple
B
pourtant
C
bref
D
en plus

Slide 38 - Quizvraag

Kies het passende signaalwoord:
D'abord j'ai embrassé ma mère, ..... mon père
A
ensuite
B
si
C
mais
D
donc

Slide 39 - Quizvraag

Vul in op de volgende dia: 
waarvoor is dit een oproep?

Slide 40 - Tekstslide

Waarvoor is dit
een oproep?

Slide 41 - Open vraag

Lees de tekst en vul hierna 
in:
WIE?
WAT?
WAAROM?

Slide 42 - Tekstslide

Hoofdgedachte:
WIE?

Slide 43 - Open vraag

Hoofdgedachte:
WAT?

Slide 44 - Open vraag

Hoofdgedachte:
WAAROM?

Slide 45 - Open vraag

Vind de hoofdgedachte
Bekijk het plaatje en lees de tekst 
op de volgende dia. 
Focus op de woorden die je wél kent.
Beantwoord daarna in het Ned de volgende vragen: WIE, WAT, WAAR, WAAROM?

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Hoofdgedachte:
WIE

Slide 48 - Open vraag

Hoofdgedachte:
WAT

Slide 49 - Open vraag

Hoofdgedachte:
WAAR

Slide 50 - Open vraag

Hoofdgedachte:
WAAROM

Slide 51 - Open vraag

Wat heb je geleerd
van deze les?

Slide 52 - Open vraag

Je vous souhaite une bonne journée!

Slide 53 - Tekstslide