Communicatie - Week 3

Communicatie 

Lesweek 3

Nienke Grobbe

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Communicatie 

Lesweek 3

Nienke Grobbe

Slide 1 - Tekstslide

Les 1
Dinsdag 13.15 - 14.45

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning 
- Terugblik vorige les
- Theorie hoofdstuk 1.3 t/m 1.5
- Zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Welke voorbeelden van ruis kan je noemen?

Slide 4 - Woordweb

Opdracht
Doel: Inleiding theorie

Wat ga je doen?
Je werkt in tweetallen. Je neemt jouw droomhuis in gedachten, je vertelt niet hoe deze er uit ziet.
De ander stelt 5 OPEN vragen om uit te zoeken hoe het huis van de ander er uit zal zijn.
Diegene die de vragen stelt, tekent op basis van de antwoorden het droomhuis.
Je geeft niet aan of het wel of niet klopt, dit komt later.

Zodra je klaar bent wissel je om. 

Slide 5 - Tekstslide

Communicatie - Hoofdstuk 1
Effectieve communicatie: de boodschap wordt ontvangen (begrepen) zoals bedoeld door de zender. 

Miscommunicatie: de boodschap wordt niet ontvangen (begrepen) zoals het is bedoeld door de zender.
- Dit kan ontstaan door ruis
 

Slide 6 - Tekstslide

Communicatie - Hoofdstuk 1
Oorzaken van ruis:

1. De ontvanger kan de boodschap niet ontvangen door bijv. een auditieve beperking.
2. De ontvanger begrijpt de woorden van de zender niet.
3. De zender praat te zacht.
4. De ontvanger raakt afgeleid door omgevingsfactoren. 
5. De ontvanger raakt afgeleid door interne factoren.
6. De ontvanger interpreteert de boodschap verkeerd waardoor de boodschap niet goed overkomt.  

Slide 7 - Tekstslide

Les 2
Vrijdag
8.30 - 9.30

Slide 8 - Tekstslide

Een artikel op Facebook is een voorbeeld van:
A
Verbale communicatie
B
Non verbale communicatie

Slide 9 - Quizvraag

Terugblik.

Jop vraagt aan Jelle of hij de deur dicht wil doen. Jelle vindt de manier waarop Jop dit vraagt irritant dus hij haalt zijn schouders op en loopt verder.

Over welk communicatie aspect spreken we hier?
A
Inhoudelijk
B
Relationeel
C
Appellerend
D
Expressief

Slide 10 - Quizvraag

Miscommunicatie

Als je niet goed naar elkaar luistert omdat je last hebt van pratende klasgenoten is er sprake van ..
A
Interne ruis
B
Externe ruis

Slide 11 - Quizvraag

Ik kom er zo aan!

Vraag: Wat versta jij onder zo? Geef dit aan in minuten.

Slide 12 - Open vraag

Als ik om 08.00 uur moet beginnen moet ik belachelijk vroeg opstaan.

Vraag: Welk tijdstip versta jij onder belachelijk vroeg opstaan?

Slide 13 - Open vraag

Ik heb een dure bos bloemen gekocht.

Vraag: Vanaf welk bedrag vind jij een bos bloemen duur?

Slide 14 - Open vraag

Communicatie - Hoofdstuk 1
Terugkoppeling vorige opdracht. 

- Wat valt op?
- Jullie antwoorden bij de vorige opdracht hebben te maken met jullie referentiekader

Referentiekader = het geheel van denkbeelden, overtuigingen, gewoonten, waarden en normen die iemand heeft opgebouwd in zijn leven en van waaruit hij de wereld om zich heen interpreteert en beoordeelt. 

Bij een (groot) verschil in referentiekader heb je beiden een andere voorstelling van wat er gezegd wordt. Iedereen communiceert dus via zijn/ haar eigen referentiekader.

Hoe ga je dan om met verschillen  binnen een referentiekader? 

Slide 15 - Tekstslide


Wat is het eerste dat je ziet in het plaatje rechts?
A
Oude vrouw
B
Jonge vrouw

Slide 16 - Quizvraag


Wat is het eerste dat je ziet in het plaatje rechts?
A
Naakte vrouw
B
Man met een bril en baard

Slide 17 - Quizvraag

Communicatie - Hoofdstuk 1
De vorige opdracht heeft te maken met waarnemen en interpreteren (referentiekader).



- Noem een situatie waarin het waarnemen en interpreteren bij jou mis ging. 
- Wat heb je hierdoor geleerd voor de toekomst?

Slide 18 - Tekstslide

Communicatie - Hoofdstuk 1
Feedback = terugkoppelen van informatie van de ene persoon naar de andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap/ gedrag overkomt.


Geef je:
-Bewust en onbewust, spontaan of in een reactie op een vraag, formeel of informeel, mondeling of schriftelijk, doormiddel van een compliment, excuses of bedankje

Doelen van feedback: 
- Je leert over jezelf, krijgt inzicht in hoe anderen jouw ervaren en je kan hierdoor ontwikkelen.
- Ontwikkelen van een goede beroepshouding en zelfbeeld
- Het helpt de ander beter begrijpen
- Feedback maakt duidelijk welk gedrag wel gewenst is én welk gedrag niet.
- .. Wat nog meer?

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen feedback en kritiek?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Video

Communicatie - Hoofdstuk 1
Positieve feedback  =
Feedback waarmee de zender aangeeft dat hij het gedrag van de ander graag gehandhaafd ziet.

Negatieve feedback, oftewel opbouwende feedback =
Feedback waarmee de zender aangeeft dat hij het benoemde gedrag graag veranderd ziet.

- Valkuil: Negatieve feedback zien als kritiek waardoor je niet in staat bent om er wat van te leren.


Slide 22 - Tekstslide

Communicatie - Hoofdstuk 1
Feedback geven:
1. Beschrijf het gedrag dat je zelf hebt gezien/ waargenomen.
2. Gebruik een ik-boodschap
3. Vertel wat het effect is van het gedrag
4. Geef de ander de ruimte om te reageren
5. Beschrijf het gewenste gedrag

Feedback ontvangen:
1. Luister goed naar de ander. Laat de ander uitpraten en ga niet direct in de verdediging. 
2. Vraag om verduidelijking als je iets niet begrijpt of herkent. 
3. Geef aan wat je van de feedback vindt zodra de ander is uitgesprsoken. 
4. Als je de feedback niet herkent, kan je dit aangeven en vragen of de ander jou er op kan wijzen indien het opnieuw voorkomt. 

Slide 23 - Tekstslide

Jij bent begonnen bij je PEP plek. Je ontvangt feedback waar jij je niet in herkent. Jouw begeleidster geeft bijvoorbeeld aan dat je de opdrachten niet goed uitvoert en dat je een nonchalante houding hebt.

Hoe zou jij hier op reageren?

Slide 24 - Open vraag

Communicatie - Hoofdstuk 1
Verdedigingsreacties bij feedback:
1. Ontkenning
2. Verdringing
3. Rationalisatie
4. Projectie 

Deze reacties zijn niet effectief. 
Blijf feedback altijd ontvangen aan de hand van voorgaande regels, hoe lastig dit ook is! 


- Koppel de reacties vanuit de voorgaande vraag aan de verdedigingsreacties. 

Slide 25 - Tekstslide

Positief roddelen
Doel: Je kan via de feedbackregels feedback geven.


Wat: Er neemt telkens één student ongevraagd plaats in de ‘luisterstoel’. De groepsgenoten geven om de beurt aan wat hij/ zij complimentwaardig vindt aan de student in de luisterstoel: wat je aan hem/ haar bewonderd, wat je knap vindt etc. Richt je op allerlei dingen: school, privé, uiterlijk, eigenschappen, prestaties etc.


Tijd: 60 Seconden positief roddelen per persoon en dan doordraaien! 
Doordraaien op signaal van de docent. 

Slide 26 - Tekstslide

Sociale media
Wat zijn valkuilen van het gebruiken van social media?
Jouw bericht verspreid zich zonder dat je er controle over hebt, de non-verbale communicatie mist.

Hoe kan je social media effectief gebruiken?
  • Foto’s van cliënten plaatsen na toestemming
  • Berichten/foto’s plaatsen na toestemming van de PR-afdeling van jouw organisatie
  • Geen negatieve berichten posten op je eigen sociale media
  • Geen berichten over collega’s/cliënten posten
  • Wees je bewust van alles dat je plaatst jaren circuleert
  • Hou de beleefdheidsregels en algemene normen/waarden in gedachten
  • Word geen vrienden op sociale media met cliënten of hun familie.

Dus maak gebruik van sociale media voor zover de regels van jouw organisatie en de familie dit toestaan, als het een meerwaarde voor de cliënt heeft!


Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
Digitale leeromgeving
Licentie: Thieme Meulenhoff
Boek: Communicatie en ondersteunen
Module 1, hoofdstuk 1: opdrachten niveau 4: 1 t/m 19

Toevoegen groepscode aan ThiemeMeulenhoff: 
M4R6SI9H

Deadline: 20 september

Slide 28 - Tekstslide

Les 2
Vrijdag
8.30 - 9.30

Slide 29 - Tekstslide

Lesplanning 
- Terugblik vorige les
- Theorie hoofdstuk 2.1
- Zelfstandig werken

Slide 30 - Tekstslide

Communicatie - Hoofdstuk 1
Opdracht: 
- Je ontvangt van de docent een briefje met daarop de naam van de medestudent.
- Je gaat deze student observeren en aan het einde van de les geef je deze student feedback.
- Je geeft positieve én opbouwende feedback aan de hand van de vijf regels:

1. Beschrijf het gedrag dat je zelf hebt gezien/ waargenomen.
2. Gebruik een ik-boodschap
3. Vertel wat het effect is van het gedrag
4. Geef de ander de ruimte om te reageren
5. Beschrijf het gewenste gedrag

Slide 31 - Tekstslide

Onderuitgezakt in je stoel zitten is een voorbeeld van ....
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
C

Slide 32 - Quizvraag

Welke stelling klopt er niet?
A
Je referentiekader wordt bepaald door je waarden en normen
B
Mensen uit hetzelfde gezin hebben hetzelfde referentiekader

Slide 33 - Quizvraag

Hoe ziet het stappenplan 'feedback geven' eruit?

Slide 34 - Open vraag

Jij geeft een collega feedback omdat zij veel met haar telefoon bezig was tijdens de dienst. Hierdoor is ze vergeten om 2 cliënten in bed te helpen en moest jij dit overnemen. Jij geeft haar feedback en haar reactie is....
Ontkenning
Verdringing
Rationalisatie
Projectie
"Nou, ik werd geappt met een belangrijk bericht en ik moest hier op reageren dus dat was op dit moment belangrijker.
"Niet altijd direct zo moeilijk doen, jij zit ook vaak genoeg op je telefoon en dan help ik jou met je cliënten"
"Ik heb niet veel op mijn telefoon gezeten en die cliënten konden het ook prima zelf"
Ik kan het mij niet meer herinneren, volgens mij heb ik alles gedaan wat ik moest doen

Slide 35 - Sleepvraag

Beroepshouding
Beroepshouding = de eigenschappen en het gedrag waarover iemand in zijn beroeps dient te beschikken om zijn beroep goed uit te oefenen. 

Grondhouding = de basishouding die bij je persoonlijkheid hoort en onlosmakelijk verbonden is met je normen en waarden. Het is de manier waarop jij je in bepaalde situaties gedraagt. 

Je grondhouding omvat drie aspecten. Die aspecten zijn:
  1. Gevoelsmatig aspect (wat voel je ergens bij)
  2. Verstandelijk aspect (kennis over onderwerpen)
  3. Ethisch aspect (wat je wel en niet belangrijk vindt)

Slide 36 - Tekstslide

Het is 3.00 uur ’s nachts en je bestelt met je vriendinnen het laatste drankje voordat jullie naar huis gaan. De kroeg is nog steeds overvol waardoor je per ongeluk iemand aanstoot. Je zegt sorry maar de ander reageert erg fel. Ze is boos en scheld je uit.

Hoe ga je reageren? Niet reageren = negeren. Dit is ook een antwoord.

Slide 37 - Open vraag

Je bent in het verzorgingstehuis bij je oma op bezoek en jullie zitten te genieten van het zonnetje in de gezamenlijke tuin. Naast jullie zitten er andere mensen van de groep waar je oma verblijft. De dienst is net gewisseld en je ziet dat er een nieuwe begeleider is. De nieuwe begeleider rookt waar de cliënten bij zijn.

Wat ga je hier mee doen?

Slide 38 - Open vraag

Je loopt stage bij Aveleijn, een woongroep voor mensen met een verstandelijke beperking. Volgens het ontvangen rooster ben je aanstaande vrijdag vrij en om deze reden heb je wat leuks met vriendinnen gepland. Nu is er iemand ziek en wordt jij gevraagd om in te vallen. Je wilt eigenlijk niet maar ze lijken erg hoog te zitten.

Wat doe je?

Slide 39 - Open vraag

Wat zijn belangrijke kwaliteiten / aspecten van de beroepshouding binnen de Maatschappelijke Zorg?

Slide 40 - Open vraag

Aspecten van je beroepshouding
Je beroepshouding bestaat uit een aantal verschillende aspecten. Iemand met een goede beroepshouding toont:

  • respect;
  • deskundigheid;
  • bereidheid;
  • betrouwbaarheid, integriteit;
  • transparantie;
  • zorgvuldigheid;
  • veiligheid.






Slide 41 - Tekstslide

Aspecten van je beroepshouding
Je beroepshouding bestaat uit een aantal verschillende aspecten. Iemand met een goede beroepshouding toont:

  • respect;
  • deskundigheid;
  • bereidheid;
  • betrouwbaarheid, integriteit;
  • transparantie;
  • zorgvuldigheid;
  • veiligheid.






Slide 42 - Tekstslide

Respect
Deskundigheid
Bereidheid
Betrouwbaarheid, integriteit
Transparantie
Zorgvuldigheid
Veiligheid
De cliënt kan zichzelf zijn en je behandelt de cliënt wel op dezelfde professionele, vriendelijke wijze als je zou doen met iemand met wie je het wel eens bent.
Je bent op de hoogte van de actuele kennis en nieuwe, recente inzichten. 
Je komt afspraken na, neemt initiatief, komt op tijd en denkt actief mee met de cliënt of de organisatie.
Je bent open en eerlijk en niet omkoopbaar. Een cliënt moet jou kunnen vertrouwen
Je bent duidelijk in wat je verwacht en bespreekt zaken waar je tegenaan loopt
Je zorgt voor een omgeving waarin een cliënt veilig is en zichzelf veilig voelt
Je handelt binnen de wettelijke kaders 

Slide 43 - Sleepvraag

Aan de slag!

Digitale leeromgeving
- Licentie Communicatie & Ondersteunen, module 1, hoofdstuk 2
- Opdracht niveau 4: opdracht 1 t/m 6

Voor de volgende les een persoonlijk eigendom meenemen!

Slide 44 - Tekstslide

Terugkoppeling
Nabespreking
- Wie heb je geobserveerd?
- Wat is je feedback?
Je geeft positieve én opbouwende feedback aan de hand van de vijf regels:

1. Beschrijf het gedrag dat je zelf hebt gezien/ waargenomen.
2. Gebruik een ik-boodschap
3. Vertel wat het effect is van het gedrag
4. Geef de ander de ruimte om te reageren
5. Beschrijf het gewenste gedrag

Slide 45 - Tekstslide