Communicatie - Week 2

Communicatie 

Lesweek 2

Marieke Klopstra

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Communicatie 

Lesweek 2

Marieke Klopstra

Slide 1 - Tekstslide

Les 1
Maandag 
11:45 - 12:45

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning 
- Terugblik vorige les
- Theorie hoofdstuk 1.3 t/m 1.5
- Zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik.

Jop vraagt aan Jelle of hij de deur dicht wil doen. Het doel van Jop is dat de deur wordt dicht gedaan.

Over welk communicatie aspect spreken we hier?
A
Inhoudelijk
B
Relationeel
C
Appellerend
D
Expressief

Slide 4 - Quizvraag

Een artikel op Facebook is een voorbeeld van:
A
Verbale communicatie
B
Non verbale communicatie

Slide 5 - Quizvraag

Opdracht
Doel: Inleiding theorie

Wat ga je doen?
Je werkt in tweetallen. Je neemt jouw droomhuis in gedachten, je vertelt niet hoe deze er uit ziet.
De ander stelt 5 OPEN vragen om uit te zoeken hoe het huis van de ander er uit zal zijn.
Diegene die de vragen stelt, tekent op basis van de antwoorden het droomhuis.
Je geeft niet aan of het wel of niet klopt, dit komt later.

Zodra je klaar bent wissel je om. 

Slide 6 - Tekstslide

Communicatie - Hoofdstuk 1

Effectieve communicatie: de boodschap wordt ontvangen (begrepen) zoals bedoeld door de zender. 

Miscommunicatie: de boodschap wordt niet ontvangen (begrepen) zoals het is bedoeld door de zender.
- Dit kan ontstaan door ruis
 

Slide 7 - Tekstslide

Welke voorbeelden van ruis kan je noemen?

Slide 8 - Woordweb

Communicatie - Hoofdstuk 1
Oorzaken van ruis:

1. De ontvanger kan de boodschap niet ontvangen door bijv. een auditieve beperking.
2. De ontvanger begrijpt de woorden van de zender niet.
3. De zender praat te zacht.
4. De ontvanger raakt afgeleid door omgevingsfactoren. 
5. De ontvanger raakt afgeleid door interne factoren.
6. De ontvanger interpreteert de boodschap verkeerd waardoor de boodschap niet goed overkomt.  

Slide 9 - Tekstslide

Ik kom er zo aan!

Vraag: Wat versta jij onder zo? Geef dit aan in minuten.

Slide 10 - Open vraag

Als ik om 08.00 uur moet beginnen moet ik belachelijk vroeg opstaan.

Vraag: Welk tijdstip versta jij onder belachelijk vroeg opstaan?

Slide 11 - Open vraag

Ik heb een dure bos bloemen gekocht.

Vraag: Vanaf welk bedrag vind jij een bos bloemen duur?

Slide 12 - Open vraag

Communicatie - Hoofdstuk 1
Terugkoppeling vorige opdracht. 

- Wat valt op?
- Jullie antwoorden bij de vorige opdracht hebben te maken met jullie referentiekader

Referentiekader = het geheel van denkbeelden, overtuigingen, gewoonten, waarden en normen die iemand heeft opgebouwd in zijn leven en van waaruit hij de wereld om zich heen interpreteert en beoordeelt. 

Bij een (groot) verschil in referentiekader heb je beiden een andere voorstelling van wat er gezegd wordt. Iedereen communiceert dus via zijn/ haar eigen referentiekader.

Hoe ga je dan om met verschillen  binnen een referentiekader? 

Slide 13 - Tekstslide


Wat is het eerste dat je ziet in het plaatje rechts?
A
Oude vrouw
B
Jonge vrouw

Slide 14 - Quizvraag


Wat is het eerste dat je ziet in het plaatje rechts?
A
Naakte vrouw
B
Man met een bril en baard

Slide 15 - Quizvraag

Communicatie - Hoofdstuk 1
De vorige opdracht heeft te maken met waarnemen en interpreteren (referentiekader).



- Noem een situatie waarin het waarnemen en interpreteren bij jou mis ging. 
- Wat heb je hierdoor geleerd voor de toekomst?

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!

Slide 17 - Tekstslide

Les 2
Dinsdsag
13:15 - 14:45

Slide 18 - Tekstslide

Lesplanning 
- Terugblik vorige les
- Theorie hoofdstuk 1.4+1.5
- Zelfstandig werken

Slide 19 - Tekstslide

Onderuitgezakt in je stoel zitten is een voorbeeld van ....
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
C

Slide 20 - Quizvraag

Welke stelling klopt er niet?
A
Je referentiekader wordt bepaald door je waarden en normen
B
Mensen uit hetzelfde gezin hebben hetzelfde referentiekader

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen waarnemen en interpreteren?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het verschil tussen interne en externe ruis?

Slide 23 - Open vraag

Communicatie - Hoofdstuk 1
Feedback= terugkoppelen van informatie van de ene persoon naar de andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap/ gedrag overkomt.


Geef je:
-Bewust en onbewust, spontaan of in een reactie op een vraag, formeel of informeel, mondeling of schriftelijk, doormiddel van een compliment, excuses of bedankje

Doelen van feedback: 
- Je leert over jezelf, krijgt inzicht in hoe anderen jouw ervaren en je kan hierdoor ontwikkelen.
- Ontwikkelen van een goede beroepshouding en zelfbeeld
- Het helpt de ander beter begrijpen
- Feedback maakt duidelijk welk gedrag wel gewenst is én welk gedrag niet.
- .. Wat nog meer?

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen feedback en kritiek?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Video

Communicatie - Hoofdstuk 1
Positieve feedback  =
Feedback waarmee de zender aangeeft dat hij het gedrag van de ander graag gehandhaafd ziet.

Negatieve feedback, oftewel opbouwende feedback =
Feedback waarmee de zender aangeeft dat hij het benoemde gedrag graag veranderd ziet.

- Valkuil: Negatieve feedback zien als kritiek waardoor je niet in staat bent om er wat van te leren.


Slide 27 - Tekstslide

Communicatie - Hoofdstuk 1
Feedback geven:
1. Beschrijf het gedrag dat je zelf hebt gezien/ waargenomen.
2. Gebruik een ik-boodschap
3. Vertel wat het effect is van het gedrag
4. Geef de ander de ruimte om te reageren
5. Beschrijf het gewenste gedrag

Feedback ontvangen:
1. Luister goed naar de ander. Laat de ander uitpraten en ga niet direct in de verdediging. 
2. Vraag om verduidelijking als je iets niet begrijpt of herkent. 
3. Geef aan wat je van de feedback vindt zodra de ander is uitgesprsoken. 
4. Als je de feedback niet herkent, kan je dit aangeven en vragen of de ander jou er op kan wijzen indien het opnieuw voorkomt. 

Slide 28 - Tekstslide

Jij bent begonnen bij je PEP plek. Je ontvangt feedback waar jij je niet in herkent. Jouw begeleidster geeft bijvoorbeeld aan dat je de opdrachten niet goed uitvoert en dat je een nonchalante houding hebt.

Hoe zou jij hier op reageren?

Slide 29 - Open vraag

Communicatie - Hoofdstuk 1
Verdedigingsreacties bij feedback:
1. Ontkenning
2. Verdringing
3. Rationalisatie
4. Projectie 

Deze reacties zijn niet effectief. 
Blijf feedback altijd ontvangen aan de hand van voorgaande regels, hoe lastig dit ook is! 


- Koppel de reacties vanuit de voorgaande vraag aan de verdedigingsreacties. 

Slide 30 - Tekstslide

Positief roddelen
Doel: Je kan via de feedbackregels feedback geven.


Wat: Er neemt telkens één student ongevraagd plaats in de ‘luisterstoel’. De groepsgenoten geven om de beurt aan wat hij/ zij complimentwaardig vindt aan de student in de luisterstoel: wat je aan hem/ haar bewonderd, wat je knap vindt etc. Richt je op allerlei dingen: school, privé, uiterlijk, eigenschappen, prestaties etc.


Tijd: 60 Seconden positief roddelen per persoon en dan doordraaien! 
Doordraaien op signaal van de docent. 

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag!

Digitale leeromgeving
- Licentie Communicatie & Ondersteunen, module 1, hoofdstuk 1
Opdrachten niveau 4: opdracht 7 t/m 19

Voor de volgende les een persoonlijk eigendom meenemen!

Slide 32 - Tekstslide

Communicatie - Hoofdstuk 1
Opdracht: 
- Je ontvangt van de docent een briefje met daarop de naam van de medestudent.
- Je gaat deze student observeren en aan het einde van de les geef je deze student feedback.
- Je geeft positieve én opbouwende feedback aan de hand van de vijf regels:

1. Beschrijf het gedrag dat je zelf hebt gezien/ waargenomen.
2. Gebruik een ik-boodschap
3. Vertel wat het effect is van het gedrag
4. Geef de ander de ruimte om te reageren
5. Beschrijf het gewenste gedrag

Slide 33 - Tekstslide

Terugkoppeling
Nabespreking
- Wie heb je geobserveerd?
- Wat is je feedback?
Je geeft positieve én opbouwende feedback aan de hand van de vijf regels:

1. Beschrijf het gedrag dat je zelf hebt gezien/ waargenomen.
2. Gebruik een ik-boodschap
3. Vertel wat het effect is van het gedrag
4. Geef de ander de ruimte om te reageren
5. Beschrijf het gewenste gedrag

Slide 34 - Tekstslide