In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 3
Paragraaf 2 (Deel 2)
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Introductie
Uitleg paragraaf 2 (deel 2)
Opdrachten
Klaar !
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Bruto Nationaal Product
Bruto Nationaal Product (BNP) -> Een manier om te meten hoeveel geld alle mensen van een land samen verdienen in een jaar (gemiddelde inkomen van alle mensen in een land)
Gevaar van BNP? Het is een gemiddelde! -> Kijkt niet naar sociale of regionale ongelijkheid (verschil tussen arm en rijk)
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Als je wilt meten of een land arm of rijk is, kun je dan beter kijken naar het BNP of naar de Koopkracht?
Slide 6 - Open vraag
Ontwikkelingspeil
Ontwikkelingskenmerk
Kenmerk waarmee je de armoede of rijkdom in een gebied kunt meten.
Twee soorten ontwikkelingskenmerken waarmee je het ontwikkelingspeil van een land kun meten zijn:
Inkomen
Basisbehoeften
Slide 7 - Tekstslide
1. Inkomen
Een belangrijk ontwikkelingskenmerk is het inkomen van een land
NL = €43.000 per jaar
Gambia = €1.400 per jaar
Koopkracht = hoeveel je kunt kopen voor je geld
Slide 8 - Tekstslide
2. Basisbehoeften
Iets wat iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunnen leven.
Vijf basisbehoeften
Voedsel
Huisvesting (onderdak)
Onderwijs
Gezondheidszorg
Kleding
Slide 9 - Tekstslide
2. Basisbehoeften
Hoe kun je dit meten?
Voedsel -> Ondervoeding
Onderwijs -> Analfabetisme (niet kunnen lezen of schrijven)
Gezondheidszorg -> Artsendichtheid en Zuigelingensterfte (baby's die voor hun eerste levensjaar overlijden)
Slide 10 - Tekstslide
Ontwikkelingspeil
Het ontwikkelingspeil van een land is hoog wanneer: