samenvatting blok 1 basis

Onderdelen toets blok 1
- fictie
- grammatica
- spelling
- over taal
- lezen
- spreken, kijken en luisteren
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Onderdelen toets blok 1
- fictie
- grammatica
- spelling
- over taal
- lezen
- spreken, kijken en luisteren

Slide 1 - Tekstslide

fictie
Tips om boeken te kiezen naar jouw leessmaak:
- lees de titel
- bekijk het omslag
- Lees de flaptekst
- Lees de eerste twee bladzijden
- Vraag anderen om tips.

kenmerken gedicht:
- veel witregels, regels staan niet vol
- regels staan vaak in groepjes bij elkaar
- in gedichten komt soms rijm voor

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica
- werkwoorden zijn doe-woorden
- je hebt werkwoorden in enkelvoud en meervoud
enkelvoud: Mijn moeder werkt in de supermarkt.
meervoud: mijn ouders werken in de supermarkt.

Tip; twijfel je of iets een werkwoord is, probeer dan of je het kunt vervoegen.


Slide 3 - Tekstslide

Spelling
- klinkers kun je uitspreken: a, e, o, u, i

Er zijn korte klanken en lange klanken.
Bij korte klanken staat er één klinker: bank, bed, lamp
Bij lange klanken staan er twee klinkers: feest, kaart, boot, stuur

- medeklinkers kun je niet alleen uitspreken, wel met een klinker erachter: mee, pa, in
- sommige woorden hebben zowel lange- als korte klanken: lantaarn, alleen, kantoor



Slide 4 - Tekstslide

Spelling
verschil stam en ik-vorm

stam = hele werkwoord -en,        ik-vorm is net soms even anders.
hele ww = lopen. stam = lop.       ik-vorm = loop


Slide 5 - Tekstslide

Over taal
schooltaalwoorden = woorden die je alleen op school gebruikt. 

                                     stappenplan moeilijke woorden: 


alfabetische volgorde= volgorde woorden in het
 woordenboek volgens alfabet. Kijk eerst naar de
 1e letter, is die hetzelfde, kijk je naar de 2e letter.
banaan 
bed

Slide 6 - Tekstslide

Lezen
Leesdoel = Wat is de bedoeling van de lezer?
Tekstdoel= wat wil de schrijver bereiken met zijn/haar tekst?

Iedere tekst heeft ook een tekstdoel:
- informeren: de schrijver wil de lezer iets nieuws vertellen.
- overhalen: de schrijver wil de lezer aansporen iets te gaan doen.
- amuseren: de schrijver wil de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen.



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Spreken, kijken en luisteren
drie verschillende soorten gesprekken:
- monoloog: iemand praat alleen
- dialoog: gesprek met z'n tweeën
- groepsgesprek: gesprek met drie of meer mensen

Slide 9 - Tekstslide

Gebruik van je stem
Het gebruik van je stem wordt door meerdere dingen bepaald:
- toonhoogte: hoe hoog of laag je stem is
- volume: hoe hard of zacht je stem is
- intonatie: met welk gevoel je praat, zoals angstig of vrolijk
- tempo: hoe snel of langzaam je praat

Slide 10 - Tekstslide

Leestekens

Slide 11 - Tekstslide