Les 1 spelling 3.5 voltooid en tegenwoordig deelwoord, hoofdletters

Vak: Nederlands
- Uitleg: 
  • Spelling 3.5        
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
- Uitleg: 
  • Spelling 3.5        

Slide 1 - Tekstslide

3.5 spelling
- Leer je wanneer je hoofdletters gebruikt en wanneer niet.
- Leer je  het voltooid deelwoord en het tegenwoordig deelwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdletters
Aan het begin van een zin 
Bij eigennamen 
Bij feestdagen en historische gebeurtenissen.
Aan het begin van een citaat

Slide 3 - Tekstslide

Géén hoofdletter!!
  • Als je zin begint met een cijfer -                      11 leerlingen zijn online..
  • Als je zin begint met een apostrof -               's Morgens ... 
  • Bij afleidingen van feestdagen -                      Met kerst zoeken we geen paaseieren
  • De windstreken                                                        De wind komt de hele dag uit het noorden.
  • mevrouw Van Dijk - Tineke van Dijk - T. van Dijk
  • Merknamen met een eigen schrijfwijze -    Ik heb mijn iPad vergeten.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer eindigt een voltooid deelwoord op een 'd' en wanneer op een 't'?

Slide 5 - Open vraag

Wat doe je als je het niet kunt horen, omdat zowel een 't' als een 'd' goed klinkt?

Slide 6 - Open vraag

Voltooid deelwoord
  • Vorm van een werkwoord om een voltooide tijd te vormen;
  • Het voltooid deelwoord maakt deel uit van het gezegde;
  • Voor de vorming van de voltooide tijd, wordt het voltooid deelwoord gebruikt in combinatie met een vorm van de (hulp)werkwoorden zijn of hebben;
  • Het voltooid deelwoord is niet de persoonsvorm en verandert dus niet mee met getal en/of tijd;
  • Bij zwakke werkwoorden gebruik je de regel van 't ex-kofschip voor het bepalen van de juiste uitgang (d/t).

Slide 7 - Tekstslide

Regel bij voltooid deelwoord

Eindigt het voltooid deelwoord op een -d of een -t? Pas dan de regel van 't ex-kofschip toe.

1. Bepaal de laatste letter van de stam
2. Zit die letter (stemloos) in 't ex-kofschip? Voeg dan +te(n) toe.
3. Anders voeg je +de(n) toe.
Ik loop iedere dag 4 kilometer naar school.
Ik heb vorig jaar iedere dag 4 kilometer gelopen. Laatste letter: n -> schrijf het zoals je het uitspreekt.

Ik juich bij iedere tegendoelpunt van SC Heerenveen.
Ik heb bij ieder tegendoelpunt van SC Heerenveen gejuicht/gejuichd. Laatste letter is een d of een t -> laatste klank: ch - 't ex-kofsCHip -> t -> gejuicht.

Er gebeurt hier in het dorp nooit iets,
In dit dorp is nog nooit iets gebeurd.

Slide 8 - Tekstslide

Soms [ veranderen] er iets in je leven. Dit is ook bij Timo, die 

nogal wordt [verwennen] door zijn moeder, [gebeuren].  

Timo [   verjaren  ] binnenkort, waardoor hij de verwachting 

heeft dat zijn moeder hem buitensporig [verwennen]. Zij 

[ beschermen ] haar spaargeld echter iets beter, omdat zij 

binnenkort naar een nieuwe woning [ verhuizen ]. Door 

corona is haar werk [veranderen], wat logisch is, omdat het

tegenwoordig vaker [gebeuren]
verandert
veranderd
gebeurt
beschermt
verhuist
verwent
gebeurd
beschermd
verhuisd
verwend
verjaart
verjaard

Slide 9 - Sleepvraag

Voltooid en tegenwoordig deelwoord
Voltooid deelwoord: eindigt vaak op 'd of 't 
gebruik het x-kofschip.
Tegenwoordig deelwoord: Hele werkwoord + d

Slide 10 - Tekstslide

Maak de opdrachten! 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.

Slide 11 - Tekstslide

etend
A
tegenwoordig deelwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 12 - Quizvraag

gegeten
A
tegenwoordig deelwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 13 - Quizvraag

gekust
A
tegenwoordig deelwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quizvraag

snoepend
A
tegenwoordig deelwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 15 - Quizvraag

zittend
A
tegenwoordig deelwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 16 - Quizvraag

Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....
A
uithoud
B
uithout
C
uithoudt

Slide 17 - Quizvraag

Ik ben in 2009 verhui.... naar Amsterdam.
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuisdt

Slide 18 - Quizvraag

Hij heeft al eerder op de circuit gerac.... in deze nieuwe auto van Porsche.
A
geracet
B
geraced
C
geract

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord krijgt een hoofdletter?
A
noorden
B
walvisstraat
C
kerstvakantie
D
hockey

Slide 20 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters juist geplaatst?

44 mensen rijden richting het Oosten van Holland.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?

De coach riep naar de spits: "Jij neemt de penalty!"
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een 12-jarige jongen uit duitsland heeft afgelopen dinsdag de bmw van zijn moeder in de prak gereden

Slide 23 - Open vraag

Welke bewering is waar?
A
Als een zin begint met een getal krijgt het woord dat volgt een kleine letter.
B
Je gebruikt aanhalingstekens bij het weergeven van gedachten.
C
Je gebruikt een kleine letter bij namen van bergen en rivieren.
D
Je gebruikt een kleine letter bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Kerstboom
B
kerstboom

Slide 25 - Quizvraag

Wat is juist?
A
woensdag
B
Woensdag

Slide 26 - Quizvraag

Wat is juist?
A
meneer S. Van der Zee
B
meneer S. Van Der Zee
C
meneer S. van der Zee
D
meneer S. van der zee

Slide 27 - Quizvraag

Wat is juist?
A
goudse kaas
B
Goudse Kaas
C
Goudse kaas

Slide 28 - Quizvraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 29 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
mieke uit noord-brabant heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 30 - Open vraag