4TL Hoofdstuk 3 - Ben jij ondernemend?

4TL Hoofdstuk 3 - Ben jij ondernemend?
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

4TL Hoofdstuk 3 - Ben jij ondernemend?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Toegevoegde waarde = €0,55
Toegevoegde waarde = €0,20
Toegevoegde waarde = €0,25
Toegevoegde waarde = €0,65
Toegevoegde waarde

Slide 4 - Tekstslide

Productiefactoren
Alles wat je nodig hebt kun je indelen in de volgende productiefactoren:
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap

Slide 5 - Tekstslide

Kosten

Slide 6 - Tekstslide

investeren en afschrijven 
Een bedrijf kan bij een grote investering niet gelijk het gehele bedrag van de investering afschrijven. de afschrijvingen word in stapjes uitgevoerd.

formule:
aanschafprijs investering - restwaarde / aantal gebruiksjaren

Slide 7 - Tekstslide

Afschrijving berekenen
Om pakketten te bezorgen koop je een bestelbus van 17.800 euro. De bus ga je vijf jaar gebruiken. Bij inruil krijg je er nog 3500 euro voor. 
Bereken de afschrijving per jaar.
formule:
{aanschafprijs investering - restwaarde} / aantal gebruiksjaren
 

Slide 8 - Tekstslide

Kostprijs per product
Kostprijs per product = (Vaste kosten + variabele kosten) : Aantal producten


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Consumentenprijs
Van Inkoopprjis naar consumentenprijs

inkoopprijs                                            € .........
Brutowinstopslag                              € .............        +
Verkoopprijs excl btw                      €................
BTW                                                          €...............        +
Consumentenprijs                             €................

Slide 11 - Tekstslide

Consumentenprijs
De consumentenprijs is de prijs die jij betaalt voor een product in de winkel.

De verkoopprijs van de opladers is €7,00. De btw is 21%. Hoeveel betaalt de consument?


Verkoopprijs               = 100%
BTW                                = 21%      +
Consumentenprijs    = 121%

Cosumentenprijs = 121%

121 : 100 x €7,00 = €8,47

Slide 12 - Tekstslide

Nettoresultaat  
Omzet
Inkoopwaarde –
Brutowinst
Bedrijfskosten -
Nettoresultaat

Slide 13 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Totale productie per periode : Aantal werkenden = arbeidsproductiviteit

Slide 14 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit verhogen
  • Mechanisatie
  • Automatisering
  • Betere arbeidsverdeling
  • Scholing
  • Prestatiebeloning

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

Productiecapaciteit
Productiecapaciteit = De maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken.



Slide 17 - Tekstslide

Maatschappelijke kosten - negatieve gevolgen van economische activiteiten

Slide 18 - Tekstslide

Maatschappelijke opbrengsten
Maatschappelijke opbrengsten = alle voordelen die de samenleving heeft van een hogere productie bij bedrijven
=Meer welvaart!
(meer behoeften bevredigen)
Maatschappelijke opbrengst = meer banen

Slide 19 - Tekstslide

Concrete markt 
Abstracte markt

Slide 20 - Tekstslide

Evenwicht & verschuiven Vraag- en Aanbodlijn

Evenwichtsprijs
prijs waarbij vraag en aanbod gelijk zijn

Evenwichtshoeveelheid
aantal producten dat wordt aangeboden
bij de evenwichtsprijs


omzet = afzet x prijs

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Tentamen
Economie
T2
10 november 
11:45 - 13:45

Slide 23 - Tekstslide

Evenwicht & verschuiven Vraag- en Aanbodlijn

Evenwichtsprijs
prijs waarbij vraag en aanbod gelijk zijn

Evenwichtshoeveelheid
aantal producten dat wordt aangeboden
bij de evenwichtsprijs


omzet = afzet x prijs

Slide 24 - Tekstslide

Vrije markt economie 
  • Een economie waar bedrijven lekker zelf mogen weten wat ze doen noemen we een vrije markt economie
  • De  overheid grijpt niet in met wetten en regelgeving
  • Een compleet vrije markt economie bestaat niet.
  • De VS is 1 van de landen die het dichtste bij een vrije markt economie komt. 


Slide 25 - Tekstslide

Marktevenwicht
Als er geen belemmeringen op de markt zijn, bepalen vraag en aanbod de prijs. Soms grijpt de overheid in en stelt minimum- of maximumprijzen.

Minimumprijzen beschermen
de producent. Maximumprijzen
beschermen de consument.
Een bekende minimumprijs
is het minimum (jeugd)loon.

Slide 26 - Tekstslide

Evenwichtshoeveelheid/ evenwichtsprijs
  1. Wat is de evenwichtshoeveelheid
  2. Wat is de evenwichtsprijs?

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken opdrachten 7 t/m 10 - pag. 84 - 85

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Marktaandeel

Slide 30 - Tekstslide

Fusie
Soms voegen meerdere bedrijven samen om 1 groter bedrijf te vormen, dat kan door een fusie of overname.

Een fusie is wat meer van twee kanten.

Slide 31 - Tekstslide

Marktvormen

Slide 32 - Tekstslide

  • Een kartel is een groep
     bedrijven die samen
     afspraken hebben om
     de concurrentie te
     verminderen.
  • Dit is verboden!
Kartel

Slide 33 - Tekstslide

ACM
ACM betekent Autoriteit Consument & Markt.


Dit is een overheidsinstelling die erop toeziet dat consumentenbelangen worden beschermd en dat bedrijven eerlijk met elkaar concurreren.

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken opdrachten 1 t/m 12 - pag. 86 - 89

Slide 35 - Tekstslide

Tot het tentamen
Vrijdag 4e uur - Hoofdstuk 1
Vrijdag 6e uur - Hoofdstuk 2
Dinsdag 3e uur - Hoofdstuk 3
Woensdag 7e uur - ?

Daltonuren op vrijdag en woensdag

Slide 36 - Tekstslide