Present Simple

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de
Present Simple?
Wanneer gebruik je die?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoel
1. Ik kan de Present Simple maken in bevestigende vorm.

2. Ik kan de Present Simple maken in ontkennende vorm.

3. Ik kan de Present Simple maken in vraagvorm.

Slide 3 - Tekstslide

Present Simple
(+)             I walk to school
(-) I don't walk to school
(?)    Do I walk to school?

Slide 4 - Tekstslide

Present Simple
Don't & Do gebruik je bij:
I
You
We
You
They

Slide 5 - Tekstslide

Present Simple
Doesn't & Does gebruik je bij:

He/She/It
(shit-regel)

Slide 6 - Tekstslide

Present Simple
(+)             I walk to school
(-) I don't walk to school
(?)    Do I walk to school?

Slide 7 - Tekstslide

Present Simple
(+)               He walks to school
(-) He doesn't walk to school
(?)    Does he walk to school?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste zin?
A
He don't walk to school.
B
He doesn't walk to school.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste zin?
A
I love hamburgers.
B
I loves hamburgers.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste zin?
A
She doesn't walk to school.
B
She doesn't walks to school.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste zin?
A
Do mom and dad like the movie?
B
Does mom and dad like the movie?

Slide 12 - Quizvraag

Present Simple
(+)             I walk to school
(-) I don't walk to school
(?)    Do I walk to school?

Slide 13 - Tekstslide

Present Simple
(+)               He walks to school
(-) He doesn't walk to school
(?)    Does he walk to school?

Slide 14 - Tekstslide

Present Simple
Bij am / are / is
heb je een andere regel.

Slide 15 - Tekstslide

Present Simple
(+)             You are a smart person.
(-)     You are not a smart person.
(?)           Are you a smart person?

Slide 16 - Tekstslide

Present Simple
I                                     am
You                              are
He/she/it                  is
We                               are
You                              are
They                            are

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de juiste zin?
A
I am not a whale.
B
I do not am a whale.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste zin?
A
Are you a good person?
B
Do you are a good person?

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste zin?
A
He does not is a smart boy.
B
He is not a smart boy.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste zin?
A
He doesn't like his mom.
B
He likes not his mom.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste zin?
A
We don't walk to school.
B
We are not walk to school.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste zin?
A
You don't like other people.
B
You not like other people.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de juiste zin?
A
I don't am good at Math.
B
I am not good at Math.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de juiste zin?
A
Do we are the best?
B
Are we the best?

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag
Oefen hier met de Present Simple

Oefen daarna hier met de Present Simple (schrijven).

Slide 26 - Tekstslide

Nabespreking

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoel
1. Ik kan de Present Simple maken in bevestigende vorm.

2. Ik kan de Present Simple maken in ontkennende vorm.

3. Ik kan de Present Simple maken in vraagvorm.

Slide 28 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 29 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 30 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 31 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 32 - Open vraag

Leerdoelen
  1. R
  2. T1
  3. T2
  4. I


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 33 - Tekstslide