Burgerschap 2.4 Crimineel gedrag

2.4 Crimineel gedrag 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.4 Crimineel gedrag 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag

  • Nakijken opdrachten 2.3 pesten
  • Bespreken theorie crimineel gedrag
  • Maken vragen 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt het verschil tussen een misdrijf en een overtreding uitleggen
2. Je kunt drie voorbeelden noemen van strafbare feiten
3. Je kunt vier redenen noemen waarom we straffen

Slide 3 - Tekstslide

Vat de les samen
op memo

Slide 4 - Tekstslide

Crimineel gedrag
2 soorten strafbaar feiten ::

Overtredingen = licht strafbaar feit
(verkeersovertreding/dronkenschap)
taakstraf/ boete
Misdrijven= ernstig strafbaar feit
(diefstal/ moord/ handel drugs)
gevangenisstraf

Slide 5 - Tekstslide

heb jij wel eens "gestolen"

Slide 6 - Tekstslide

Misdrijven:
  • diefstal (meest voorkomend winkeldiefstal)
  • Heling = Kopen of verbergen van gestolen goederen.
  • zwartrijden
  • Fraude = Het plegen van bedrog. Bv: Belastingontduiking
  • zwart werken
  • Openlijke geweldpleging = Geweld zonder reden.
  • drugs dealen (of veel drugs in bezit hebben)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Waarom straffen we?
1. Preventie: Voorkomen dat misdrijven opnieuw gebeuren.  
    afschrikken
2. Heropvoeding: De crimineel of overtreder leert van zijn/haar         fouten.
3. Vergelding: Genoegdoening voor de slachtoffers. 
4. Bescherming van de samenleving.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Aangifte doen als slachtoffer
Zonder aangifte kan de politie geen opsporingsonderzoek instellen


Ook als getuige kun je een midrijf melden, ook anoniem

Slide 12 - Tekstslide

geweld is altijd zinloos

Slide 13 - Woordweb

iedere jongere onder de 21 hoort de kans te krijgen een fout te maken
(zonder meteen straf)

Slide 14 - Woordweb

een vakantie uitzoeken in werktijd,
is diefstal van de baas

Slide 15 - Woordweb

Vat de les samen op en A-4tje

Slide 16 - Tekstslide

opdracht 1,2,3,5


timer
8:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Veiligheid en schijnveiligheid 
Veiligheid = Een situatie waarin je veilig bent en waarin je je veilig voelt. 

Schijnveiligheid = Een situatie waarin je je veilig voelt maar niet veilig bent. 

Slide 19 - Tekstslide

Veiligheid of Privacy?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Veiligheid of privacy?

Slide 22 - Tekstslide

Werkvorm
  • Maak 4 groepen in het lokaal: Dus ongeveer 5 personen per groep
  • Je krijgt van de docent te horen of je voor meer privacy of meer veiligheid   bent.
  • Bedenk verschillende argumenten voor jouw standpunt
  • na 5 minuten komt uit elke groep 1 persoon voor de klas. 
  • De standpunten komen tegenover elkaar te staan en moeten   discussieren. 

Slide 23 - Tekstslide

Waar hebben we het over gehad deze les?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Verschil tussen een overtreding en een misdrijf?
Opdracht 1:

Filmpje 1: ……………………………

Filmpje 2: …………………………...


Slide 27 - Tekstslide

Straffen


- Wat voor straffen zijn er?
- Wat is het doel van straffen?
- Wat is een strafblad?
- Wat is een VOG?

Slide 28 - Tekstslide

Er zijn verschillende redenen waarom iemand de criminaliteit ingaat:
Individuele oorzaken: 
  • Stoer doen
  • Geldgebrek
  • Gezinsproblemen
  • Verslaving 
  • Psychische problemen
  • Drop out = school verlaten zonder diploma

Slide 29 - Tekstslide

Er zijn verschillende redenen waarom iemand de criminaliteit ingaat:
  • Maatschappelijke oorzaken:
  1. Kleine pakkans: hoe kleiner de kans om betrapt te worden, hoe groter de kans dat je iets crimineels doet

2. Normvervaging: als veel mensen een bepaalde norm overtreden gaan wij dat normaal vinden. Wij zien het dan niet meer als iets crimineels. (Bijvoorbeeld te hard rijden)

Slide 30 - Tekstslide

3. Minder sociale controle: omdat mensen minder op elkaar letten, plegen ze sneller criminaliteit

4. Grote stad: daar wordt meer criminaliteit gepleegd

Slide 31 - Tekstslide

Dagvaarding
Als je voor de rechter moet verschijnen krijg je een dagvaarding: een brief waarin staat waar, waarom en wanneer je voor de rechter moet verschijnen.

Rechters in NL zijn onafhankelijk: zij mogen, binnen de grenzen van de wet, hun eigen beslissingen nemen. 

Slide 32 - Tekstslide

Hoe verloopt een rechtszaak
1. Opening: rechter: controle gegevens van verdachte
2. Aanklacht: Officier van Justitie: verdachte hoort waar hij van verdacht wordt
3. Verhoor verdachten: rechter, OvJ, advocaat
4. Verhoor getuigen: rechter, OvJ, advocaat
5. Officier van Justitie probeert schuld verdachte aan te tonen
6. Advocaat probeert onschuld verdachte aan te tonen
7. Verdacht heeft laatste woord
8. Vonnis: rechter: verdachte krijgt te horen of hij schuldig is en welke straf hij krijgt.

Slide 33 - Tekstslide

Vertel in één zin wat je geleerd hebt vandaag

Slide 34 - Open vraag