Leerdoelen 1.4

Leerdoelen 1.4 Schimmels en bacteriën
Beantwoordt de vragen eerst voor jezelf zonder dat je naar de multiple choice antwoorden hebt gekeken. 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen 1.4 Schimmels en bacteriën
Beantwoordt de vragen eerst voor jezelf zonder dat je naar de multiple choice antwoorden hebt gekeken. 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de delen van een schimmel herkennen en benoemen
  • Je kunt de onderdelen van een schimmelcel benoemen
  • Je kunt de onderdelen van een bacteriecel benoemen
  • Je kunt uitleggen hoe schimmels en bacteriën leven
  • Je kunt uitleggen hoe schimmels en bacteriën zich vermeerderen.
  • Je kunt uitleggen hoe schimmels en bacteriën voedselbederf en voedselinfecties kunnen veroorzaken en hoe je dit tegengaat

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een schimmel?

Slide 3 - Open vraag

Wat is een spore?
A
Een spore is een paddenstoel.
B
Een spore is de voortplantingscel van de schimmel.
C
Een spore is een schimmelnetwerk.
D
Een spore is een zwamvlok.

Slide 4 - Quizvraag

Hoe worden sporen van een schimmel verspreid?
A
Sporen worden verspreid door insecten.
B
Sporen worden verspreid door wind.
C
Sporen worden verspreid door regen.
D
Sporen worden verspreid via sporenkapsels of paddenstoelen.

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken van een bacteriecel?
A
Celwand, Celmembraan
B
Celmembraan, Cytoplasma
C
Celwand, Celmembraan, Cytoplasma
D
Celwand, Cytoplasma

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken van een schimmelcel?
A
Celmembraan, Cytoplasma, Vacuole, Celkern
B
Celwand, Celmembraan, Cytoplasma
C
Celwand, Celmembraan, Vacuole, Celkern
D
Celwand, Celmembraan, Cytoplasma, Vacuole, Celkern

Slide 7 - Quizvraag

Hoe is de ligging van de chromosomen in een cel zonder kernmembraan?
A
De chromosomen (DNA) liggen in de celkern
B
De chromosomen (DNA) liggen 'los' in het cytoplasma
C
De chromosomen (DNA) liggen in de celwand
D
De chromosomen (DNA) liggen in de vacuole

Slide 8 - Quizvraag

Welke cel heeft geen kernmembraan?
A
Plantencel
B
Dierencel
C
Bacteriecel
D
Schimmelcel

Slide 9 - Quizvraag

Hoe planten bacteriën zich voort?
A
Door bevruchting.
B
Door celdeling.
C
Door te delen.
D
Door sporen.

Slide 10 - Quizvraag

Onder welke omstandigheden kunnen bacteriën zich elke 30 minuten delen?
A
Er moet genoeg ruimte zijn.
B
Er moet voldoende licht zijn.
C
Er moet voedsel, vocht en een goede temperatuur zijn.
D
Er moet voldoende zuurstof zijn.

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel bacteriën ontstaan uit één delende bacterie?
A
Drie
B
Vier
C
Twee
D
Eén

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel bacteriën kunnen er na 2 uur zijn ontstaan uit een bacterie die zich elke 30 minuten deelt? Leg je antwoord uit met een berekening.

Slide 13 - Open vraag

Hoeveel bacteriën kunnen er na drie uur zijn ontstaan uit deze bacterie? Leg je antwoord uit met een berekening.

Slide 14 - Open vraag

Een groep bacteriën die door celdeling uit één bacterie is ontstaan, noemt men een bacteriekolonie.
Als de omstandigheden gunstig zijn, kunnen bacteriën zich zeer snel delen. Bij een bepaalde bacteriesoort kan er elke vijf minuten een celdeling plaats vinden. Eén zo’n bacterie deelt zich, zodat er na vijf minuten twee bacteriën zijn. Op deze manier ontstaat uit die ene bacterie een kolonie. Hoeveel zijn er na 1 uur?

Uit hoeveel bacteriën kan deze kolonie dan maximaal bestaan na 30 minuten?
A
16
B
32
C
64
D
128

Slide 15 - Quizvraag

Op welke manier vermeerderen schimmels zich?
A
Door celdeling.
B
Door deling.
C
Door bevruchting.
D
Door sporen.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe voeden schimmels en bacteriën zich?
A
Met zonlicht en water.
B
Met delen of resten van planten en dieren.
C
Met mineralen uit de grond.
D
Met zuurstof uit de lucht.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een voedselinfectie?
A
Bacteriën of schimmels komen op voedsel terecht en bevatten veel voedingsstoffen.
B
Bacteriën of schimmels komen op voedsel terecht en zorgen voor een betere smaak.
C
Bacteriën of schimmels komen op voedsel terecht en maken het langer houdbaar.
D
Bacteriën of schimmels komen op voedsel terecht en zorgen ervoor dat je ziek wordt.

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent conserveren?
A
Het toevoegen van conserveermiddelen zoals zuren en zouten.
B
Het verpakken van voedsel in vacuümzakken.
C
Het langer houdbaar maken van voedsel.
D
Het verhitten van voedsel op een hoge temperatuur.

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van conserveermiddelen?
A
Water, olie, azijn
B
Melk, boter, eieren
C
Zuur, zout, suiker, of alcohol
D
Meel, suiker, bakpoeder

Slide 20 - Quizvraag

Welke methode van conserveren heeft te maken met een te lage temperatuur?
A
Verhitten
B
Conserveermiddel toevoegen
C
Koelen/vriezen
D
Drogen

Slide 21 - Quizvraag

Hoe kun je de groei van schimmels en bacteriën op voedsel tegengaan?
A
Door ze te bevriezen in een diepvries.
B
Door ze te voeden met extra voedingsstoffen.
C
Door ze te verhitten op een extreem hoge temperatuur.
D
Door ze te doden of de leefomstandigheden zo ongunstig mogelijk te maken.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is pasteuriseren?

Slide 23 - Open vraag

Wat is het verschil tussen steriliseren en pasteuriseren?

Slide 24 - Open vraag

Welke methode in de afbeelding hoort bij pasteuriseren?
A
Methode 1
B
Methode 2
C
Methode 3

Slide 25 - Quizvraag

Heb je de leerdoelen behaald?
Heb je veel vragen fout? Dan maak je de opdrachten die bij de leerdoelenkaart zit. 

Slide 26 - Tekstslide