Examen lezen 2

Lesopbouw
  • 10 min. Zs lezen
  • Lesdoelen bespreken
  • Korte uitleg
  • Opdrachten maken
  • Evaluatie
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesopbouw
  • 10 min. Zs lezen
  • Lesdoelen bespreken
  • Korte uitleg
  • Opdrachten maken
  • Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

10 min Zs. lezen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kent de verschillende tekstverbanden en signaalwoorden
  • Je kunt de signaalwoorden koppelen aan het juiste tekstverband
  • Je kunt vragen beantwoorden zoals 'Wat is het verband tussen alinea 1 en 2'

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling vorige les

- tekstdoelen/schrijfdoelen

- hoofdonderwerp

- hoofdgedachte

- kernzinnen

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg

4. Tekstdoelen/schrijfdoelen:

- informeren = informatie geven

- overtuigen = de schrijver wil dat je iets van hem overneemt (mening)

- een mening geven = de schrijver zegt wat hij van iets vindt

- tot handelen aanzetten = de schrijver wil dat je iets gaat doen

- amuseren = vermaken

- gevoelens uitdrukken = de schrijver vertelt over zijn gevoel (vaak komen er dan ook andere mensen aan bod)

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdonderwerp/hoofdgedachte/kernzin

Hoofdonderwerp: een paar woorden waar de tekst over gaat (géén zin)


Hoofdgedachte: één zin waar de hele tekst over gaat


Kernzinnen: de 1e of de laatste zin van een alinea

Slide 6 - Tekstslide

Kernzinnen
  1. Lees een alinea
  2. Stel jezelf de vraag: waar gaat deze alinea over?
  3. Kijk naar de eerste of de laatste zin
  4. Welke zin is het belangrijkste?
  5. Onderstreep deze zin!


Nu heb je een overzicht van alle belangrijke dingen.

Lees deze zinnen door -> dan kies je de zin uit die het beste past bij jouw onderstreepte kernzinnen

Slide 7 - Tekstslide

9. Tekstrelaties
  • Voorbeeld: voorbeeld, bijvoorbeeld, als, zo
  • Opsomming: ook, verder, bovendien, daarnaast, ten eerste
  • Tegenstelling: maar, daarentegen, echter
  • Oorzaak - gevolg: daardoor, hierdoor, zodat, waardoor
  • Conclusie: dus, alles overziend, concluderend, dat houdt in
  • Middel - doel: waarmee, daarmee, met dat doel, door middel van, om
  • Voorwaarde: op voorwaarde dat, miets, als, indien, tenzij

Slide 8 - Tekstslide

Opdrachten maken
  1. Lees nu tekst 4 + 5
  2. Onderstreep de kernzinnen
  3. Maak nu de vragen


Let op: bij vragen over tekstverbanden gebruik je blaadje!

Slide 9 - Tekstslide

Evaluatie


- Hoe ging het?

- Noem een tekstverband!

- Noem min. 1 signaalwoord

  • Je kent de verschillende tekstverbanden en signaalwoorden


  • Je kunt de signaalwoorden koppelen aan het juiste tekstverband

  • Je kunt vragen beantwoorden zoals 'Wat is het verband tussen alinea 1 en 2'
  • Slide 10 - Tekstslide