Mens en omgeving blok 3

De Was 


De was verzorgen in de beauty salon/werkplek
 mens en omgeving.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

De Was 


De was verzorgen in de beauty salon/werkplek
 mens en omgeving.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • welke stappen je neemt bij het wassen van wasgoed in de machine
  • op welke punten je het wasgoed voorbereidt en sorteert
  • hoe je wasmiddel op basis van gewicht en vuilgraad doseert
  • hoe je het milieu spaart tijdens het verzorgen van de was.

Slide 2 - Tekstslide

lesdoelen 
Je kunt een werkvolgorde en een planning maken
Je kent Wasvoorschriften op kleding lezen en begrijpt wat de symbolen betekenen
Je kunt wasgoed sorteren in witte, bonte (gekleurde) en donkere was
De juiste dosering gebruiken van een wasmiddel
Je kunt d wasmachine aanzetten op het juiste programma met het juiste wasmiddel in de juiste dosis
Je kunt een blouse strijken op het juiste programma

Slide 3 - Tekstslide

wie doet de was?
  • Je doet de was zelf, met een machine of met de hand.
  • Je doet de was zelf in de wasserette.
  • Je brengt het wasgoed naar een wasserij.
  • Je brengt het wasgoed naar een stomerij.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Voordat de was in de machine gaat!
  • Controleer het wasgoed
  • Haal de zakken leeg.
  • Maak ritssluitingen dicht.
  • Keer donkere, bonte spullen, en textiel met een print binnenstebuiten.
  • Behandel moeilijk te verwijderen vlekken vooraf met een speciaal vlekkenmiddel.
  • Lees het etiket
  • Lees het samenstellingsetiket: hierop staat aangegeven van welke materialen het kledingstuk is gemaakt. 
  • Lees het behandelingsetiket: hierop staan de symbolen die aangeven hoe je het kledingstuk moet behandelen.












Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Sleep het wasmiddel naar de juiste foto.

Slide 10 - Sleepvraag

Voor welke was is dit wasmiddel?
A
Fijne was
B
Witte was
C
Donkere was
D
Bonte was

Slide 11 - Quizvraag

Welk wasmiddel gebruik je om dit wasgoed te wassen?
A
bontwasmiddel
B
witwasmiddel
C
fijnwasmiddel
D
wolwasmiddel

Slide 12 - Quizvraag

Welk wasmiddel is geschikt voor een spijkerbroek
A
Wit wasmiddel
B
Bontwasmiddel
C
Fijn wasmiddel
D
Wolwasmiddel

Slide 13 - Quizvraag

De soorten stoffen in het wasmiddel
  • oppervlakte-actieve stoffen (detergenten):  verwijderen het vuil en houden het in het water vast
  • waterontharders: houden kalkdeeltjes uit het water zwevend zodat ze niet neerslaan op het wasgoed
  • zuurstofbleekmiddelen: verwijderen kleurstofvlekken van thee, koffie of vruchtensappen 
  • enzymen: verwijderen bloed-,  voedselvlekken,  transpiratie-  en ontlasting vlekken, werken het beste tussen 30 en 60 graden celsius. 
  • optische witmiddelen: laten een dun laagje op het textiel achter, waardoor het witter lijkt. 
  • geurstoffen:  laten je was lekker ruiken.




















































































































Slide 14 - Tekstslide

Wasmiddelen bevatten verschillende stoffen. Stoffen om vuil te verwijderen uit kleding en stoffen om het vuil in het water vast te houden. Hoe heten deze stoffen?
A
Optische witmiddelen
B
Wasactieve stoffen
C
Waterontharders
D
Zuurstofbleekmiddelen

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer word de waswerking verminderd?
A
Bij teveel wasmiddel
B
Bij te weinig wasmiddel

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Wasmiddel voor bonte was bevat zuurstofbleekmiddel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

In welk soort wasmiddelen zitten extra bleekmiddel en witmiddelen
A
Bont wasmiddelen
B
Fijn wasmiddelen
C
Wit wasmiddelen
D
Totaal wasmiddelen

Slide 19 - Quizvraag

Te veel was in de wasmachine
Te weinig was in de wasmachine
In beide gevallen
Verspilling van water en elektriciteit 
De was wordt niet goed schoon
Te veel schuim, waardoor je was gaat zweven
Wasmiddel blijft in de kleding zitten
Te weinig beweging in de trommel

Slide 20 - Sleepvraag

de was drogen
  • aan de waslijn
  • condensdrogers: het water uit het wasgoed wordt opgevangen in een waterreservoir.
  • blowers of luchtafvoerdrogers: de waterdamp via een slang naar buiten laten gaan. 

voordeel: snel/ als je weinig ruimte hebt
nadeel: duur, wasgoed slijt meer, gebruikt veel energie

Slide 21 - Tekstslide

condensdroger
luchtafvoerdroger

Slide 22 - Tekstslide

waarom strijken?
  • Om de kreukels er uit te krijgen zodat het glad is 
  • Om het textiel te ontsmetten ( bij ziekte en bij eerstehulpverlening) 
Wel of niet strijken?
  • Vouwgoed niet: Badhanddoeken, sokken en ondergoed 
  • Strijkgoed wel: Een blouse of shirt dat netjes glad moet zijn






Slide 23 - Tekstslide

stoomstrijkijzer
strijkmachine

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Wat is de beste volgorde om te strijken
A
Van donker naar licht
B
Van heet naar lauw
C
Van lauw naar heet
D
Van licht naar donker

Slide 26 - Quizvraag

Welke stoffen mag je heet strijken (3 stipjes)
A
katoen, linnen en viscose
B
acryl, nylon
C
wol
D
polyester, fleece

Slide 27 - Quizvraag

Hoe moet je deze trui strijken?
A
Je mag de trui niet strijken
B
Lauw strijken
C
Warm strijken
D
Heet strijken

Slide 28 - Quizvraag

Een strijkmachine is vooral geschikt voor:
A
kleding met plooien zoals broeken.
B
kleding die erg gekreukeld is
C
moeilijk te strijken kleding zoals blouses.
D
platgoed zoals theedoeken of lakens.

Slide 29 - Quizvraag

als je op je ergonomie let bij het strijken, dan let je op...
A
de stand van het strijkijzer
B
de hoogte van de strijkplank
C
het behandelingsetiket van het wasgoed
D
dat je je niet verbrand aan het strijkijzer

Slide 30 - Quizvraag

Waar begin je mee als je gaat strijken?
A
het pakken van de strijkplank
B
of je het textiel wel gestreken mag worden
C
het pakken van het strijkijzer
D
het maakt niet uit waar je mee begint

Slide 31 - Quizvraag

Strijk je Nylon en Synthetische stoffen op een hoge of lage temperatuur?
A
Hoog
B
Laag

Slide 32 - Quizvraag

Waar moet je om denken als je de was gaat strijken?
A
Altijd over ritsen of knopen strijken.
B
Kleding met opdrukken binnenstebuiten strijken.
C
De was op de grond laten hangen.
D
De strijkplank op de verkeerde hoogte instellen.

Slide 33 - Quizvraag

Op hoeveel graden mag je strijken?
A
Lauw strijken
B
Niet strijken
C
Warm strijken
D
Heet strijken

Slide 34 - Quizvraag

lesdoelen week 3
  • Je kunt een werkvolgorde en een planning maken
  • Je kent Wasvoorschriften op kleding lezen en begrijpt wat de symbolen betekenen
  • Je kunt  wasgoed sorteren in witte, bonte (gekleurde) en donkere was
  • De juiste dosering gebruiken van een wasmiddel
  • Je kunt d wasmachine aanzetten op het juiste  programma met het juiste wasmiddel in de juiste dosis
  • Je kunt een blouse strijken op het juiste programma 









Slide 35 - Tekstslide

Deze week tot en met blok 4 af!!

Slide 36 - Tekstslide