Hoofdstuk 1.3: Je inkomsten en uitgaven

Welkom
  • Jas uit
  • Spullen op tafel
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
  • Jas uit
  • Spullen op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Check 1.2 ✅
  • Hoe laten bedrijven jou meer kopen?
  • Noem de 6 p's op
  • Welke 2 soorten reclame zijn er?
  • Wat is een doelgroep?
  • Waarom zijn jongeren een doelgroep voor de meeste bedrijven?

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 1.3
Je inkomsten en uitgaven

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
Na deze les weet/kan je...:
  • Conclusies kunt trekken uit een begroting
  • Welke drie soorten inkomens er zijn
  • Hoe je de gezinsuitgaven in drie groepen kunt indelen
  • Hoe je bedragen kunt omrekenen van maand naar week en omgekeerd
  • Hoe je een reservering kunt berekenen




      Slide 4 - Tekstslide

      Leerdoel 1
      Begroting

      Slide 5 - Tekstslide

      Begroting
      Nibud = Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
       

      • Het Nibud geeft voorlichting over verstandig budgetteren (= je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen).
      • Hulpmiddel daarbij is een begroting (= een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode).


      Slide 6 - Tekstslide

      Nibud
      • Info voor jongeren: https://scholieren.nibud.nl/ 

      Slide 7 - Tekstslide

      Examenvraag uit 2024 
      Antwoord = B

      Slide 8 - Tekstslide

      Leerdoel 2
      Soorten inkomens

      Slide 9 - Tekstslide

      4 soorten inkomens
      • Arbeid = beloning voor werk
      • Bezit = geld uit bezittingen
      • Overdrachtsinkomsten = zonder tegenprestatie
      • In natura = niet betaald in geld maar in cadeaus (goederen en diensten

      Slide 10 - Tekstslide

      Slide 11 - Tekstslide

      Leerdoel 3
      Soorten uitgaven

      Slide 12 - Tekstslide

      3 soorten uitgaven
      • Dagelijkse uitgaven of huishoudelijke uitgaven: je alledaagse uitgaven.
      • Vaste lasten: uitgaven met een vaste regelmaat, je moet ze bijvoorbeeld elke maand betalen.
      • Incidentele uitgaven: grotere uitgaven die je niet zo vaak doet.




      Slide 13 - Tekstslide

      Check ✅
      • Wat doet het Nibud?
      • Wat is een begroting
      • Welke 4 soorten inkomens er zijn?
      • Welke 3 soorten uitgaven zijn er?

      Slide 14 - Tekstslide

      Aan de slag met 1.3
      Maak opdrachten 2 t/m 8 op blz. 18 t/m 21

      Klaar?
      Maak de herhalingsopdrachten van 1.3 op blz. 29

      Vragen?
      Steek je hand op, ik kom eraan

      Slide 15 - Tekstslide

      Deel 2 van de les

      Slide 16 - Tekstslide

      Leerdoel 3
      omrekenen van maand naar week

      Slide 17 - Tekstslide

      Onthouden!
      1 jaar = 12 maanden = 52 weken

      Voorbeeld opgave:
      Je betaal €39 per maand voor de sportschool. Hoeveel is dat per week?

      Slide 18 - Tekstslide

      Antwoord

      Slide 19 - Tekstslide

      Leerdoel 4
      Reserveren

      Slide 20 - Tekstslide

      Reserveren
      Reserveren = geld opzij zetten voor grotere uitgaven.
      Vooral voor incidentele uitgaven moet je vaak reserveren.

      Voorbeeld opgave

      Slide 21 - Tekstslide

      Slide 22 - Tekstslide

      Aan de slag met 1.3
      Maak opdrachten 2 t/m 8 op blz. 18 t/m 21
      Maak opdrachten 9 t/m 11 op blz. 18 t/m 21
      Maak rekenen 15 t/m 17 op blz. 33

      Klaar?
      Maak de herhalingsopdrachten van 1.3 op blz. 29


      Vragen?
      Steek je hand op, ik kom eraan

      Slide 23 - Tekstslide