Période 2 - Chapitre 2 et Compréhension de l'oral (CO)

Période 2 - Chapitre 2 et Compréhension de l'oral (CO)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Période 2 - Chapitre 2 et Compréhension de l'oral (CO)

Slide 1 - Tekstslide

Lundi 3 février - chapitre 2
verbes: Exercice 24abc (attention: variations)
le pronom personnel: exercice 37d, 38ab
Textes p. 50 et 62 
Les articles: exercice ..
Fini? Vocabulaire et/ou verbuga.eu
Conversation / travail écrit: 
Page 78 répondez aux questions de l'inter

Slide 2 - Tekstslide

Mardi 28 janvier
1) répétition pronom personnel Grammaire C chapitre 2
2) Les articles (of vendredi) + vocabulaire!

Slide 3 - Tekstslide

Le pronom personnel
Ik geef de bloemen aan mijn vriend. - Je donne les fleurs à mon copain. 
Ik geef ze aan mijn vriend. - Je les donne à mon copain.
Ik geef hem de bloemen. - Je lui donne les fleurs. 
ÍK geef hem de bloemen (met nadruk). Moi, je lui donne les fleurs.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Les et lui
Je vais donner ces fleurs à ma soeur.
Ik ga ze geven aan mij zus.
Je vais les donner à ma soeur.
Je vais les lui donner.

Slide 6 - Tekstslide

Plaats van het pronom personnel
1) voor het hele werkwoord (écrire, donner)

2) geen heel ww? dan voor de persoonsvorm (het 1e ww in de zin)

Slide 7 - Tekstslide

J'ai donné la fleur à mes parents
COD/lijd vw = la fleur     vervangen door: la/l'
COI / mee vw = à mes parents   vervangen door: leur

Je l'ai donné à mes parents. 
Je leur ai donné la fleur.

Slide 8 - Tekstslide

Ontkenning
Mes parents ne donnent pas la fleur aux enfants.
Mes parents ne la donnent pas aux enfants.

Slide 9 - Tekstslide

Onderwerp vervangen
Matthieu a donné la fleur.
Il a donné la fleur. 

Slide 10 - Tekstslide

Chapitre 2 - B - Les verbes irréguliers
devoir (moeten)
atteindre (bereiken)
prendre (nemen)
suivre (volgen)

Slide 11 - Tekstslide

Imparfait - Verleden tijd
1) Stam = nous-vorm présent - ons
2) uitgang: ais, ais, ait, nous: ions, vous: iez
ils/elles: aient
nous devions: wij moesten
Exception:
nous sommes (être) ik was = j'étais
het was = c'était


Slide 12 - Tekstslide

Le passé composé - vtt
Ik heb genomen = j'ai pris
Voltooid deelwoord: verbes réguliers  -er -é 
hulpwerkwoord: avoir / être

Slide 13 - Tekstslide

Devoir - moeten
le passé composé

Slide 14 - Tekstslide

Les articles

Slide 15 - Tekstslide

Compréhension de l'oral
Interview avec Stromae

Répondez aux questions en néerlandais

Slide 16 - Tekstslide

CO Delf B1 - examen 1
Examen 1

Les devoirs; 

Slide 17 - Tekstslide