NN 2 - Grammatica 2+3Z - naamwoordelijk gezegde

NN 2 - Grammatica 2z - [ng]


 Je leert wat een naamwoordelijk gezegde is.

Je leert hoe je in een zin het wg en het ng kan vinden.








1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

NN 2 - Grammatica 2z - [ng]


 Je leert wat een naamwoordelijk gezegde is.

Je leert hoe je in een zin het wg en het ng kan vinden.








Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde [wg]
Het werkwoordelijk gezegde [wg] is een zinsdeel dat:

1. zegt wat het onderwerp DOET:  (Jan) heeft gekeken
2. bestaat uit ALLE werkwoorden in de zin: heeft + gekeken

Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.
                            


Slide 2 - Tekstslide


Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hij is de beste voetballer van de wereld geweest.
A
van de wereld
B
is + geweest
C
is de beste
D
is

Slide 3 - Quizvraag


Wat is het werkwoordelijk gezegde?

De kinderen waren heerlijk aan het spelen met de sneeuw.
A
waren
B
aan het spelen
C
waren heerlijk aan het spelen
D
spelen

Slide 4 - Quizvraag

Naamwoordelijk gezegde [ng]
Het naamwoordelijk gezegde [ng] is een zinsdeel dat:

1. zegt wat het onderwerp IS of WORDT:  (Jan) wordt moe
2. een eigenschap/kenmerk van het onderwerp geeft: Hij is lang

Jan | wordt | moe | van zijn gezeur. 
Hij | is | lang, | wel 1.98! 

                            


Slide 5 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde [ng]
ALLEEN als er een koppelwerkwoord in de zin staat kun je een naamwoordelijk gezegde [ng] hebben.
                         

Er zijn 6 koppelwerkwoorden:
    zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Slide 6 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde [ng]
Het naamwoordelijk gezegde [ng] bestaat uit 2 delen:

- werkwoordelijk deel [ww.deel]:
ALLE werkwoorden uit de zin, en één daarvan is altijd een kww!

- naamwoordelijk deel [nw.deel]:
bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap geeft

                            


Slide 7 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde [ng]
Het naamwoordelijk gezegde [ng] bestaat uit 2 delen:

     Jan |    is      | heel ziek | geworden.
ow  |  hww heel ziek |      kww.
                            ow   ng    | heel ziek     n  .                            

Naamwoordelijk gezegde: is heel ziek geworden       
[ng ww.deel]is geworden  
[ng nw.deel]: heel ziek
    

Slide 8 - Tekstslide


Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Mijn mobiel is kapot.
A
Mijn mobiel
B
is
C
is kapot
D
kapot

Slide 9 - Quizvraag


Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Hij is de beste voetballer van de wereld.
A
van de wereld
B
is
C
is de beste
D
is de beste voetballer van de wereld

Slide 10 - Quizvraag


Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Voor de voorzittersfunctie lijkt zij de beste kandidaat
A
lijkt de beste kandidaat
B
lijkt
C
de voorzittersfunctie
D
zij

Slide 11 - Quizvraag

Naamwoordelijk gezegde [ng]
Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde [ng] ?

Staat er een koppelwerkwoord in de zin?
Nee > dan is er ook géén [ng]                
Ja > kww + overige ww = [ww.deel]
        Wat + pv + ow + overige ww? = [nw.deel]                    

    

Slide 12 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde [ng]
De honden rennen graag in het bos.

Staat er een koppelwerkwoord in de zin?

                   
    Nee > dan is er ook géén [ng]                     
                         

    

Slide 13 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde [ng]
Jullie worden steeds beter in grammatica.

Staat er een koppelwerkwoord in de zin?
                  
Ja > kww + overige ww = [ww.deel] > worden
Wat + pv + ow + overige ww? = [nw.deel] 
Wat worden jullie? steeds beter in grammatica



    

Slide 14 - Tekstslide

Afgelopen zaterdag is de uitverkoop een succes geweest.

[ng ww.deel] =
A
afgelopen
B
is
C
is geweest
D
een succes

Slide 15 - Quizvraag

Afgelopen zaterdag is de uitverkoop een succes geweest.

[ng nw.deel] =
A
afgelopen
B
is
C
is geweest
D
een succes

Slide 16 - Quizvraag

Sommige dingen blijven nu eenmaal altijd moeilijk.

[ng nw.deel] =
A
blijven
B
blijven altijd moeilijk
C
altijd moeilijk
D
eenmaal

Slide 17 - Quizvraag

Sommige dingen blijven nu eenmaal altijd moeilijk.

[ng ww.deel] =
A
blijven
B
blijven altijd moeilijk
C
altijd moeilijk
D
eenmaal

Slide 18 - Quizvraag

 Haar zusje
schijnt
heel goed piano
te kunnen spelen.
ow
nw.deel
kww
ww.deel
ww deel

Slide 19 - Sleepvraag

Huiswerk

1. Leer de theorie op bladzijde 58
(of kijk de video in NN online)
2. Maak opdracht 2 en 3 (blz. 59)

online: Hoofdstuk 2 - Grammatica Zinsdelen - Opdracht 2 en 3

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 2 - blz. 59
Het openbaar vervoer is voor studenten en ouderen ideaal. [ng] =
A
is ideaal
B
het openbaar vervoer is ideaal
C
het openbaar vervoer is
D
ideaal

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht 2 - blz. 59
Ruben uit klas 4 schijnt een veelbelovende gamer te zijn. [ww.deel] =
A
te zijn
B
schijnt te zijn
C
een veelbelovende gamer
D
schijnt een veelbelovende gamer

Slide 22 - Quizvraag

Opdracht 2 - blz. 59
Ruben uit klas 4 schijnt een veelbelovende gamer te zijn. [nw.deel] =
A
te zijn
B
schijnt
C
een veelbelovende gamer
D
schijnt een veelbelovende gamer

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht 2 - blz. 59
Voor de meeste mensen zal een eigen woning onbetaalbaar blijven. [kww] =
A
zal
B
blijven
C
onbetaalbaar
D
zal blijven

Slide 24 - Quizvraag

Opdracht 2 - blz. 59
Jouw zelfgemaakte citroentaart is heel lekker geworden! [ng] =
A
is geworden
B
heel lekker
C
is heel lekker
D
is heel lekker geworden

Slide 25 - Quizvraag

Opdracht 2 - blz. 59
Het nieuwe wetsvoorstel over privacy blijkt nogal ingewikkeld. [nw. deel] =
A
ingewikkeld
B
nogal ingewikkeld
C
blijkt
D
blijkt nogal ingewikkeld

Slide 26 - Quizvraag

Opdracht 2 - blz. 59
Met de patiënt schijnt volgens de cardioloog alles in orde. [ng] =
A
alles schijnt in orde
B
alles in orde
C
schijnt in orde
D
schijnt

Slide 27 - Quizvraag

WG of NW?
Werkwoordelijk gezegde [wg] zegt wat iemand/iets DOET
ALLE werkwoorden in de zin 
De kok heeft een lekker gerecht gemaakt.

Naamwoordelijk gezegde [nw] geeft een kenmerk over iemand
 komt ALLEEN voor met een koppelwerkwoord!
Die kok is echt heel bijzonder in zijn gerecht keuzes.

-

Slide 28 - Tekstslide

WG of NW?
haha
Stap 1: staat er een [kww] in de zin? 
NEE > [wg]: alle werkwoorden in de zin             
JA > Stap 2

Stap 2: zegt het [kww] iets over het [ow] met [zn] en/of [bn]?
NEE > [wg]: alle werkwoorden in de zin                                    
JA > [ng] + Stap 3

Stap 3: verdeel [ng] in [ww.deel] en [nw.deel]

Slide 29 - Tekstslide

Wij hebben een heerlijke taart gebakken.
haha
Stap 1: staat er een [kww] in de zin? 
NEE > [wg]: alle werkwoorden in de zin = hebben gebakken           

Slide 30 - Tekstslide

De brandweer is alert op meldingen.
haha
Stap 1: staat er een [kww] in de zin?          
JA > kww = is (zijn) > Stap 2

Stap 2: zegt het [kww] iets over het [ow] met [zn] en/of [bn]  JA > brandweer is alert > Stap 3

Stap 3: verdeel [ng] in [ww.deel] en [nw.deel]
[ng] = is [alert]

Slide 31 - Tekstslide

Het weer bleek slechter dan gisteren.
haha
Stap 1: staat er een [kww] in de zin?          
JA > kww = bleek (blijken) > Stap 2

Stap 2: zegt het [kww] iets over het [ow] met [zn] en/of [bn]  JA > weer bleek slechter > Stap 3

Stap 3: verdeel [ng] in [ww.deel] en [nw.deel]
[ng] = bleek [slechter]

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk
Leer de theorie over:
- hww/zww/kww (blz. 60 + 90)
- wg/ng (blz. 58 + 88)
(of kijk de video's in NN online: Grammatica H2 + H3)
Je kunt ook de LessonUps nog eens bekijken (check je app)

Dinsdag: Kahoot! om te oefenen
Donderdag: Formatieve toets 

Slide 33 - Tekstslide

Lesdoelen
Je weet wat een naamwoordelijk gezegde is en hoe je de twee delen kan vinden, 
het ww.deel en het nw.deel.

Je weet hoe je in een zin het wg of het ng kan vinden.

-

Slide 34 - Tekstslide


Ik weet wat een naamwoordelijk gezegde is en hoe ik dat kan vinden in een zin.
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag


Ik weet hoe ik het ww.deel en het nw.deel kan vinden in een zin.
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quizvraag

Heb je nog een vraag?
Stel die dan hier.

Slide 37 - Open vraag