Lesvb. v5 05-02-2024

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lundi, le 5 février 2024
K: Le planning de cette semaine
     Aujourd'hui: Grandes lignes (lezing) Mardi: WST 
     Vendredi: Schrijfvaardigheid 
K: Korte herhaling La voix passive & Quiz 
K: Lezing: Le verbes irréguliers
Z: Nakijken  les exercices 5, 7 et 8 
Z: Au travail : zie volgende slide 


Slide 2 - Tekstslide

Werkpad
Vocabulaire :
Écouter A & Lire A
Regarder B & Lire B

GL: Grammaire A
Exercices 9, 10, 11
Écrire A Exercice 14


Slide 3 - Tekstslide

Planning toetsen
Idioomtoets                15 maart 2024 

Grammaticatoets      8 maart 2024

Schrijftoets                 29 maart 2024       

Slide 4 - Tekstslide


Chapitre 4      La voix passive  

Zinnen kunnen in de bedrijvende (actieve) vorm staan, of in de lijdende (passieve) vorm. De lijdende vorm wordt vaak in teksten gebruikt.
De lijdende vorm in het Frans wordt gemaakt met:

 het hulpwerkwoord être + voltooid deelwoord (+par)
Je vertaalt het werkwoord être hier met worden.


Slide 5 - Tekstslide

Een actieve zin omzetten in een passieve zin.
 Volg de onderstaande stappen: 
1 Lijdend voorwerp wordt onderwerp
2 Bepaal de tijd van de actieve zin en zet être in dezelfde tijd in de passieve zin
4 Zet het hoofdwerkwoord uit de actieve zin om in een voltooid deelwoord in de passieve zin.
5 Onderwerp uit actieve zin komt achter par

Slide 6 - Tekstslide

Le ver mangera la pomme.
1 La pomme
2 mangera = futur simple
3 sera mangé
4 par le ver 
La pomme sera mangée par le ver. 

Slide 7 - Tekstslide


La pomme sera mangée par le ver. 

Slide 8 - Tekstslide

Let op de vertaling in het Nederlands.

Mon argent de poche est versé .......      wordt overgemaakt
Mon argent de poche était versé            werd overgemaakt
Mon argent de poche a été versé            IS overgemaakt                                                                                                       (geworden)
Mon argent de poche sera versé ....       zal worden overgemaakt

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Zet de zin in de lijdende vorm
Deux hommes ont agressé une vieille dame.

Slide 11 - Open vraag

Zet de zin in de lijdende vorm
Un passant alertait la police.


Slide 12 - Open vraag

Zet de zin in de lijdende vorm
La police interpellera deux hommes.

Slide 13 - Open vraag

Les verbes irréguliers
Présent: leer alle vormen uit je hoofd
Passé composé:  leer de je-vorm en je kunt alle vormen maken
Imparfait: leer de je-vorm en je kunt alle vormen maken
futur simple: leer de je-vorm en je kunt alle vormen maken
conditionnel: leer de je-vorm en je alle vormen maken 

Slide 14 - Tekstslide

Le verbe valoir (waard zijn)
Présent: il vaut
Passé composé: il a valu
Imparfait: il valait 
futur simple: il vaudra
conditionnel: il vaudrait 

Slide 15 - Tekstslide

Vervoeg:
valoir - présent - il ...
timer
0:25

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg:
valoir - conditionnel - il
timer
0:25

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg:
valoir - futur simple - il ...
timer
0:25

Slide 18 - Open vraag

Le verbe craindre (vrezen)
Présent: je crains, tu crains, il/elle/on craint, nous craignons, vous craignez, ils craignent
Passé composé: j'ai craint
Imparfait: je craignais ( nous vorm- ons + ais,ais,ait,ions,iez,aient)
futur simple: je craindrai  (craindr + ai,as,a,ons,iez,ont)
conditionnel: je craindrais (craindr + ais, ais,ait,ions,iez,aient) 

Slide 19 - Tekstslide

Vervoeg:
craindre - présent - nous
timer
0:25

Slide 20 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - futur simple - tu
timer
0:25

Slide 21 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - futur simple - tu
timer
0:25

Slide 22 - Open vraag

Le verbe résoudre (oplossen)
Présent: je résous, tu résous, il résout, nous résolvons, vous résolvez, ils résolvent 
Passé composé: j'ai résolu
Imparfait: je résolvais  (nous vorm- ons + ais,ais,ait,ions,iez,aient)
futur simple: je résoudrai (résoudr + ai,as,a,ons,iez,ont)
conditionnel: je résoudrais (résoudr + ais, ais,ait,ions,iez,aient) 

Slide 23 - Tekstslide

Vervoeg:
résoudre - présent - il
timer
0:25

Slide 24 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - imparfait - nous
timer
0:25

Slide 25 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - passé composé - il
timer
0:25

Slide 26 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - futur simple - elles
timer
0:25

Slide 27 - Open vraag

Le verbe lire (lezen)
Présent: je lis, tu lis, il lit, nous lisons, vous lisez, ils lisent
Passé composé: j'ai lu
Imparfait: je lisais (nous vorm- ons + ais,ais,ait,ions,iez,aient)
futur simple: je lirai (lir + ai,as,a,ons,iez,ont)
conditionnel: je lirais (lir + ais, ais,ait,ions,iez,aient) 

Slide 28 - Tekstslide

Vervoeg:
résoudre - conditionnel - je
timer
0:25

Slide 29 - Open vraag

Vervoeg:
lire - présent - je
timer
0:25

Slide 30 - Open vraag

Vervoeg:
lire - conditionnel - tu
timer
0:25

Slide 31 - Open vraag

Vervoeg:
lire - passé composé - vous
timer
0:25

Slide 32 - Open vraag