Lesvb. v5 06-02-2024

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Mardi, le 6 février 2024
K: Nakijken les exercices 5, 7 en voorbereiden 8
K: Exercice 8 (voorbereiden in tweetallen)
     Docent geeft tips & tops
Z: Au travail : 
Vocabulaire : Écouter A & Lire A  Regarder B & Lire B

GL: Grammaire A Exercices 9, 10 acd, 24 abc

Slide 2 - Tekstslide

Exercice 5

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Exercice 8
Est-ce que tu as un petit boulot?
Tu es content(e) de ton salaire?
Tu gagnes combien d'euros par mois?
Tu fais des économies?

Slide 6 - Tekstslide

Planning toetsen
Idioomtoets                15 maart 2024 

Grammaticatoets      8 maart 2024

Schrijftoets                 29 maart 2024       

Slide 7 - Tekstslide


Chapitre 4      La voix passive  

Zinnen kunnen in de bedrijvende (actieve) vorm staan, of in de lijdende (passieve) vorm. De lijdende vorm wordt vaak in teksten gebruikt.
De lijdende vorm in het Frans wordt gemaakt met:

 het hulpwerkwoord être + voltooid deelwoord (+par)
Je vertaalt het werkwoord être hier met worden.


Slide 8 - Tekstslide

Een actieve zin omzetten in een passieve zin.
 Volg de onderstaande stappen: 
1 Lijdend voorwerp wordt onderwerp
2 Bepaal de tijd van de actieve zin en zet être in dezelfde tijd in de passieve zin
4 Zet het hoofdwerkwoord uit de actieve zin om in een voltooid deelwoord in de passieve zin.
5 Onderwerp uit actieve zin komt achter par

Slide 9 - Tekstslide

Le ver mangera la pomme.
1 La pomme
2 mangera = futur simple
3 sera mangé
4 par le ver 
La pomme sera mangée par le ver. 

Slide 10 - Tekstslide


La pomme sera mangée par le ver. 

Slide 11 - Tekstslide

Let op de vertaling in het Nederlands.

Mon argent de poche est versé .......      wordt overgemaakt
Mon argent de poche était versé            werd overgemaakt
Mon argent de poche a été versé            IS overgemaakt                                                                                                       (geworden)
Mon argent de poche sera versé ....       zal worden overgemaakt

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Zet de zin in de lijdende vorm
Deux hommes ont agressé une vieille dame.

Slide 14 - Open vraag

Zet de zin in de lijdende vorm
Un passant alertait la police.


Slide 15 - Open vraag

Zet de zin in de lijdende vorm
La police interpellera deux hommes.

Slide 16 - Open vraag

Les verbes irréguliers
Présent: leer alle vormen uit je hoofd
Passé composé:  leer de je-vorm en je kunt alle vormen maken
Imparfait: leer de je-vorm en je kunt alle vormen maken
futur simple: leer de je-vorm en je kunt alle vormen maken
conditionnel: leer de je-vorm en je alle vormen maken 

Slide 17 - Tekstslide

Le verbe valoir (waard zijn)
Présent: il vaut
Passé composé: il a valu
Imparfait: il valait 
futur simple: il vaudra
conditionnel: il vaudrait 

Slide 18 - Tekstslide

Vervoeg:
valoir - présent - il ...
timer
0:25

Slide 19 - Open vraag

Vervoeg:
valoir - conditionnel - il
timer
0:25

Slide 20 - Open vraag

Vervoeg:
valoir - futur simple - il ...
timer
0:25

Slide 21 - Open vraag

Le verbe craindre (vrezen)
Présent: je crains, tu crains, il/elle/on craint, nous craignons, vous craignez, ils craignent
Passé composé: j'ai craint
Imparfait: je craignais ( nous vorm- ons + ais,ais,ait,ions,iez,aient)
futur simple: je craindrai  (craindr + ai,as,a,ons,iez,ont)
conditionnel: je craindrais (craindr + ais, ais,ait,ions,iez,aient) 

Slide 22 - Tekstslide

Vervoeg:
craindre - présent - nous
timer
0:25

Slide 23 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - futur simple - tu
timer
0:25

Slide 24 - Open vraag

Vervoeg:
craindre - futur simple - tu
timer
0:25

Slide 25 - Open vraag

Le verbe résoudre (oplossen)
Présent: je résous, tu résous, il résout, nous résolvons, vous résolvez, ils résolvent 
Passé composé: j'ai résolu
Imparfait: je résolvais  (nous vorm- ons + ais,ais,ait,ions,iez,aient)
futur simple: je résoudrai (résoudr + ai,as,a,ons,iez,ont)
conditionnel: je résoudrais (résoudr + ais, ais,ait,ions,iez,aient) 

Slide 26 - Tekstslide

Vervoeg:
résoudre - présent - il
timer
0:25

Slide 27 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - imparfait - nous
timer
0:25

Slide 28 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - passé composé - il
timer
0:25

Slide 29 - Open vraag

Vervoeg:
résoudre - futur simple - elles
timer
0:25

Slide 30 - Open vraag

Le verbe lire (lezen)
Présent: je lis, tu lis, il lit, nous lisons, vous lisez, ils lisent
Passé composé: j'ai lu
Imparfait: je lisais (nous vorm- ons + ais,ais,ait,ions,iez,aient)
futur simple: je lirai (lir + ai,as,a,ons,iez,ont)
conditionnel: je lirais (lir + ais, ais,ait,ions,iez,aient) 

Slide 31 - Tekstslide

Vervoeg:
résoudre - conditionnel - je
timer
0:25

Slide 32 - Open vraag

Vervoeg:
lire - présent - je
timer
0:25

Slide 33 - Open vraag

Vervoeg:
lire - conditionnel - tu
timer
0:25

Slide 34 - Open vraag

Vervoeg:
lire - passé composé - vous
timer
0:25

Slide 35 - Open vraag