250102 Woordsoorten - mv - verkleinen

Herhaling woordsoorten
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Je kent je de woordsoorten lidwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel.

Je kunt deze woordsoorten benoemen in zinnen. 

Je kunt de zelfstandige naamwoorden correct verkleinen en in de meervoudsvorm schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
- lidwoord: de, het, een 
- zelfstandig naamwoord: dingen, dieren, mensen, planten, namen (alles wat iets is)
- werkwoord: geven aan wat iemand doet / wat er gebeurt --> persoonsvorm, werkwoord, voltooid deelwoord
- bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over het znw
- voorzetsel: geeft een precieze plaats/tijd/richting aan

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op een klinker 
(a, i, o, u, y) maar NIET op een 'e' of een samengestelde klinker (oe, au, eau, oy, etc.) krijgen in de meervoudsvorm een apostrof  voor de 's', dus: 's. Voorbeeld: baby --> baby's / auto --> auto's.
Eindigt het zelfstandig naamwoord op een 'e' of op een samen-gestelde klinker, dan komt de 's' eraan vast. 
Voorbeeld: niveau --> niveaus / café --> cafés.

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op de klinkers a, e, o krijgen in de verkleinvorm een extra klinker.
Voorbeeld: auto --> autootje / alinea --> alineaatje.

Let op: café --> cafeetje 
Het streepje boven de 'e' is niet meer nodig en gaat weg.


Slide 5 - Tekstslide

Noteer de drie lidwoorden zonder komma's ertussen.

Slide 6 - Open vraag

Noteer een zelfstandig naamwoord.

Slide 7 - Open vraag

Noteer een bijvoeglijk naamwoord bij je gekozen znw.

Slide 8 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm van een werkwoord in de hij-vorm.

Slide 9 - Open vraag

Noteer het hele werkwoord van een werkwoord.

Slide 10 - Open vraag

Noteer het hele werkwoord van een werkwoord.

Slide 11 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord van een werkwoord.

Slide 12 - Open vraag

Noteer een voorzetsel.

Slide 13 - Open vraag

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
autootje
tekst
vrouw
loper
adem
pad
frisse
schattige
lange
witte
mooie
verbrede

Slide 14 - Sleepvraag

De kleine jongen speelt met zijn auto.
speelt = ...
A
znw
B
bijv.nw.
C
vz
D
ww

Slide 15 - Quizvraag

De kleine jongen speelt met zijn auto.
met = ...
A
znw
B
bijv.nw.
C
vz
D
ww

Slide 16 - Quizvraag

De kleine jongen speelt met zijn auto.
kleine = ...
A
znw
B
bijv.nw.
C
vz
D
ww

Slide 17 - Quizvraag

De schattige paardjes draven daar.
draven =
A
ww, pv
B
ww, heel ww
C
ww, vdw
D
vz

Slide 18 - Quizvraag

De schattige paardjes draven daar.
schattige =
A
znw
B
bijv.nw.
C
ww
D
vz

Slide 19 - Quizvraag

Het regent heel hard.
regent =
A
znw
B
bijv.nw.
C
ww
D
geen van de antwoorden

Slide 20 - Quizvraag