par. 3.4 klas 1 vwo

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Par. 3.4

Water: te veel of te weinig

Lees par. 3.4 in je digitale tekstboek.

Leerdoelen:

1. In welke vormen kan water op aarde voorkomen?

2. Wat is het verschil tussen de korte en lange kringloop van water?

3. Hoe werkt de lange waterkringloop?

4. Hoe ontstaan wolken?

5. Wat is stijgingsregen, stuwingsregen en frontale regen?

6. Hoe is de neerslag op aarde verdeeld?

Filmpje

Bekijk het filmpje van par. 3.4 in je digitale tekstboek.

Bronnen

Je krijgt uitleg over par. 12, 11 en 13 van je digitale tekstboek.

Bij de korte waterkringloop:

1. Verdampt het water uit meren en rivieren en het regent vervolgens in de zee.
2. Verdampt het water uit de zee en het regent ook weer meteen in de zee.
3. Sneeuwt het in de bergen en de sneeuw blijft tientallen jaren liggen in gletsjers.
4. Regent het boven land en stroomt het water via het grondwater naar zee.

Bij de lange kringloop van het water:

1. Verdampt het water uit de zee, worden de wolken naar het land geblazen en valt de neerslag boven zee.
2. Verdampt het water uit de zee, worden de wolken nog verder de oceaan op geblazen en valt de neerslag boven de oceaan.
3. Verdampt het water uit de zee, valt de neerslag boven zee en wordt het zeewater door de wind de rivieren in geblazen.
4. Verdampt het water uit de zee, worden de wolken naar het land geblazen en valt de neerslag boven land.

Waterdamp is:

1. Water in gasvorm, het is onzichtbaar.
2. Water in vaste vorm, zoals in rivieren en regen.
3. Water in gasvorm, zoals in wolken.
4. Water in vloeibare vorm, zoals in rivieren en sneeuw.

Condensatie is:

1. Water verandert van vaste vorm in vloeibare vorm.
2. Water verandert van vloeibare vorm in gasvorm.
3. Water verandert van gasvorm in vloeibare vorm.
4. Water verandert van vaste vorm in gasvorm.

Waterdamp condenseert als:

1. het lager in de atmosfeer komt en afkoelt.
2. het lager in de atmosfeer komt en opwarmt.
3. het hoger in de atmosfeer komt en afkoelt.
4. het hoger in de atmosfeer komt en opwarmt.

Hoe lang kan de lange waterkringloop maximaal duren?

1. Duizenden jaren omdat water zo lang opgeslagen kan zijn in gletsjers.
2. Honderden jaren omdat water zo lang opgeslagen kan zijn in gletsjers.
3. Tientallen jaren omdat het via het grondwater heel lang duurt voordat neerslag weer in zee terecht komt.
4. Jaren omdat sommige rivieren heel erg lang zijn.

Stijgingsregen:

1. ontstaat doordat lucht gedwongen wordt op te stijgen tegen de bergen en de waterdamp condenseert.
2. ontstaat doordat warme lucht opstijgt tegen koude lucht en de waterdamp condenseert.
3. ontstaat alleen waar de lucht daalt in de regenschaduw van een berg.
4. ontstaat doordat lucht opstijgt door warmte en de waterdamp condenseert.

Hoe komt het dat neerslag zo ongelijk over de aarde is verdeeld?

1. Dat komt omdat op de ene plek stijgingsneerslag is, op de andere plek stuwingsneerslag en op weer een andere plek frontale neerslag.
2. Dat komt doordat waar het warm is de lucht vaak stijgt, en waar het koud is en waar geen bergen zijn gebeurt dat niet.
3. Dat komt omdat woestijnen heel droog zijn.
4. Dat komt door klimaatverandering.

Leerdoelen:

1. In welke vormen kan water op aarde voorkomen?

2. Wat is het verschil tussen de korte en lange kringloop van water?

3. Hoe werkt de lange waterkringloop?

4. Hoe ontstaan wolken?

5. Wat is stijgingsregen, stuwingsregen en frontale regen?

6. Hoe is de neerslag op aarde verdeeld?