Argumenteren

Argumenteren
Argumentatiestructuren
Argumentatieschema's
Drogredenen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren
Argumentatiestructuren
Argumentatieschema's
Drogredenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subjectieve argumenten hebben over het algemeen meer overtuigingskracht dan objectieve argumenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een onderschikkende argumentatiestructuur heb je altijd een of meerdere subargumenten.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt: Iedereen zou per direct moeten stoppen met roken.
Argument: Roken kost veel geld.
Argument: Het is belangrijk om aan het eind van de maand geld over te houden om te sparen.
A
afhankelijk
B
onafhankelijk

Slide 4 - Quizvraag

Een beschouwing heeft een overwegend zakelijke stijl en is beschrijvend van aard. Je geeft meningen en argumenten van deskundigen.
Bij subjectieve argumenten ga je na of ze waar zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mening: Het is niet nodig dat voetbalclubs de politie-inzet rondom wedstrijden zelf gaan betalen.

Argument 1: De politie-inzet kost volgens het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme gemiddeld 40.000 euro per wedstrijd.
A
Argument 1 is feitelijk
B
Argument 1 is waarderend

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argument 2: Voetbalclubs doen al heel erg hun best om de veiligheid te waarborgen.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tegenargument: Voetbalclubs verdienen genoeg aan tv-rechten. Daar kunnen ze de politie-inzet best zelf van betalen.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt: Iedereen zou per direct moeten stoppen met roken.
Argument: Roken is ontzettend slecht voor de gezondheid.
Met welk argument ontstaat een nevenschikkende onafhankelijke argumentatie?

A
Roken kan zorgen voor hart- en vaatziekten.
B
Roken verhoogt het risico op kanker.
C
Roken kost veel geld.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten argumenten
  • feiten
  • onderzoek
  • ervaring (empirisch argument)
  • gevoel of emotie 
  • geloof (persoonlijke overtuiging)
  • normen en waarden
  • vermoedens

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst
Tekst
Ervaring
Vermoedens
Gevoel of emotie
Tekst
Normen en waarden
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstaf krijgen. Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient.
Ajax wordt volgens mij dit jaar geen kampioen. Ik kan me niet voorstellen dat dat met deze keeper mogelijk is.
Je moet geld doneren voor slachtoffers van de aardbeving. We kunnen deze mensen niet in de kou laten staan.
Je kunt rond middernacht beter niet in het stadscentrum komen. Ik ben daar al meer dan eens lastig gevallen door dronken cafébezoekers.

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatieschema's (127-128)
  • oorzaak - gevolg
  • kenmerk of eigenschap
  • voor- en nadelen
  • voorbeeld
  • vergelijking (op basis van analogie/overeenkomst)
  • gezag of autoriteit

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je farmacie wil studeren kan je maar beter Latijn in je pakket kiezen. Het helpt je om de namen van medicijnen te begrijpen.

Dit is argumentatie op basis van:
A
kenmerk of eigenschap
B
oorzaak-gevolg
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jeroen is eigenlijk nog een groot kind, want het liefst speelt hij nog met piratenlego.

Van welk argumentatieschema is hier sprake?
A
kenmerk of eigenschap
B
oorzaak-gevolg
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mensen op een e-bike zouden een helm moeten dragen, want dat moeten scooterrijders ook.

Van welk argumentatieschema is hier sprake?
A
kenmerk/eigenschap
B
autoriteit
C
vergelijking
D
oorzaak-gevolg

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na deze dia volgt een sleepvraag.
De vraag hier bij luidt:
Welk schema wordt onjuist gebruikt? Kies het juiste type argument bij de omschrijving van het onjuiste gebruik:

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

autoriteit
oorzaak-gevolg
voor-en nadelen
kenmerk
Vergelijking
De schrijver  doet alsof A altijd leidt tot B
De schrijver/bron is niet deskundig of is partijdig.
De schrijver geeft een vals dilemma, noemt andere mogelijkheden niet.
De schrijver negeert bepaalde relevante eigenschappen.
 De schrijver beweert dat bepaalde zaken hetzelfde zijn, terwijl ze op belangrijke punten van elkaar verschillen

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Drogreden op basis van onjuist gebruik van de argumentatieschema's: (blz. 133-134)
  • onjuist beroep op oorzaak-gevolg
  • onjuist beroep op een kenmerk 
  • onjuist beroep op voor- en nadelen
  • onjuist beroep op voorbeeld (=overhaaste generalisatie)
  • onjuist beroep op vergelijking
  •  onjuist beroep op autoriteit

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onjuist beroep op autoriteit

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drogredenen op basis van overtreding van de discussieregels (blz. 134)
  • persoonlijke aanval
  • ontduiken van de bewijslast
  • vertekenen van een standpunt (de ander woorden in de mond leggen)
  • bespelen van het publiek
  • cirkelredenering

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van welke drogreden is hier sprake:

Sociale media hebben jongeren meer kwaad dan goed gedaan. Mijn dochter wordt daar de hele tijd gepest.


A
onjuiste vergelijking
B
onjuist gebruik van kenmerken
C
onjuist gebruik van voorbeeld
D
onjuiste autoriteit

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke drogreden is gebruikt?

De overheid moet volgens de directeur van Shell stoppen met het subsidiëren van topsport.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
onjuist gebruik van kenmerken
C
onjuiste autoriteit
D
onjuiste vergelijking

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke drogreden is gebruikt?

Nederlandse studenten missen ambitie, want ze willen graag zo lang mogelijk thuis blijven wonen.
A
overhaaste generalisatie
B
onjuiste vergelijking
C
overdrijven van voor- en nadelen
D
onjuist gebruik van kenmerken

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke drogreden is hier gebruikt?
Geschiedenislessen zijn helemaal niet belangrijk. Oude kleren gooi je toch ook gewoon weg?
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
onjuiste vergelijking
C
overhaaste generalisatie
D
onjuist beroep op voor- en nadelen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk zelf 3 drogredenen.
Je hebt 5 minuten de tijd om met je buur drie drogredenen te bedenken. Wissel ze vervolgens uit met twee andere klasgenoten en kijk of zij jullie drogredenen kunnen herkennen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies