economie

economie
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

economie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met sociaal minimum?
A
Het minimum inkomen waarvan je moet kunnen leven
B
Mijn sociale omgangsvormen zijn heel erg slecht
C
Het minimale aantal mensen in mijn sociale omgeving
D
Mensen die heet weinig sociale vaardigheden hebben

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat staat er in de rijksbegroting?
A
de inkomsten en uitgaven van de overheid
B
wat er in de koffer zit
C
alleen de inkomsten van de overheid
D
alleen de uitgaven van de overheid

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het sociaal minimum
A
Hoeveel mensen er leven van een bijstandsuitkering
B
Een minimumbedrag wat je nodig hebt om van te kunnen leven
C
De minimale leeftijd om een uitkering te kunnen ontvangen
D
Een toeslag die je van de overheid krijgt als je een laag inkomen hebt

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van een organisatie in de collectieve sector is …....................

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit waarom de brandweer bij de collectieve sector hoort.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van 'collectieve sector'?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het sociaal minimum is voor iedereen hetzelfde
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een rijksbegroting?
A
Overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van de rijk
B
Een overzicht van de belastingen die de overheid ontvangt.
C
Toelichting op de inkomsten en uitgaven
D
Een overzicht van de kosten die de overheid maakt.

Slide 9 - Quizvraag

Rijksbegroting
Een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van het Rijk voor het komende jaar.
De NL staatschuld is 480 miljard. Aan rente betaald de overheid 7.68 miljard per jaar. Bereken het rentepercentage waartegen de overheid heeft geleend.
A
1.6
B
16
C
160
D
0.016

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist ?
1. Bij een begrotingstekort groeit de staatschuld.
2. Rente over de staatsschuld is een kleine uitgavenpost op de rijksbegroting.
A
1. is juist
B
2. is juist
C
Beide juist
D
Beide onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De staatschuld kan worden afgelost als er jaarlijks spraken is van een begrotingsoverschot.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het verschuldigde inkomstenbelastingbedrag bereken je door:
A
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 bij elkaar op te tellen
B
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 op te tellen min heffingskortingen
C
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 op te tellen plus de heffingskortingen
D
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 op te tellen - de loonheffing van je jaaropgave

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inkomsten en loonbelasting is een voorbeeld van...
A
Accijns
B
BTW
C
Directe belastingen
D
Indirecte belastingen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt onder inkomsten uit arbeid?
A
Huur
B
Pacht
C
Vakantietoeslag
D
dividend

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vennootschapsbelasting is een voorbeeld van
A
accijns
B
BTW
C
Belasting over de winst van een bedrijf
D
Belasting over de omzet van een bedrijf

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle ondernemingsvormen betalen vennootschapsbelasting.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk het staafdiagram over de vennootschapsbelasting.

Welk beginsel van belastingheffing past de overheid toe bij de tarieven van de vennootschapsbelasting?
A
Alleen het draagkrachtbeginsel.
B
Alleen het profijtbeginsel.
C
Het draagkrachtbeginsel en het profijtbeginsel.
D
Geen van beide beginselen.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Betaalt een vof vennootschapsbelasting?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is marktwerking?
A
Dat de markt in het dorp goed draait.
B
Dat er concurrentie op een markt bestaat en hierdoor de prijzen dalen.
C
Dat er concurrentie op een markt bestaat en hierdoor de prijzen stijgen.
D
Dat bedrijven samenwerken om zoveel mogelijk winst te maken.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is er in de zorg sprake van marktwerking?
A
Omdat de overheid alles bepaalt
B
Omdat er sprake is van concurrentie
C
Omdat de overheid de prijs bepaalt
D
Omdat de consument een zorgverzekering heeft

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Crisis zorgt voor minder actieven. Zet in juiste volgorde!! 
Producenten maken minder
Er zijn minder actieven
Tijdens crisis minder te besteden
Meer mensen worden werkloos
Mensen gaan minder kopen
Producenten hebben minder personeel nodig

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN volksverzekering?
A
Wajong
B
AKW
C
Wlz
D
ANW

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De miljoenennota is een:
A
uitkering
B
toelichting op de financiële begroting
C
toelichting op de rijksbegroting
D
een briefje van 1 miljoen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de miljoenennota staan;
A
De rijksbegroting
B
De belangrijkste plannen van het kabinet voor het volgende jaar besproken
C
De nieuwe regering van het volgende jaar

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de staatsschuld?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen directe belasting
A
Inkomstenbelasting
B
Accijns
C
Vennootschapsbelasting
D
Btw

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat zijn directe belastingen?
A
BTW
B
Accijnzen
C
Belastingen op inkomen, winst en vermogen
D
Invoerrechten

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste definitie van privatisering?
A
Dat productie van de overheid wordt overgenomen door de particuliere sector.
B
Dat productie van de particuliere sector wordt overgenomen door de overheid.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie werkt er in de collectieve sector?
A
Politie
B
Leraar
C
Marktverkoper
D
Supermarktmedewerker

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat innovatie is.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Door privatisering wordt de .... steeds kleiner.
A
Particuliere sector
B
Collectieve sector
C
Werkloosheid
D
salaris

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de collectieve sector?
A
De 1e en de 2e kamer
B
De overheid en de instellingen voor sociale zekerheid
C
Het rijk, de provincies en de gemeentes
D
De overheid

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland lijkt meer op een...
A
planeconomie
B
marktwerking
C
vrijemarkteconomie

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Selin denkt dat marktwerking nadelig is voor de kwaliteit van producten. Mariam is dat niet eens met Selin.
Wie heeft/hebben gelijk ?
A
Selin
B
Mariam
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je veel verdient, moet je ook veel belasting betalen. Hier is sprake van
A
Het profijtbeginsel
B
Het draagkrachtbeginsel
C
Het solidariteitsbeginsel

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het progressief belastingstelsel valt onder het...
A
Profijtbeginsel
B
Draagkrachtbeginsel
C
Solidariteitsbeginsel

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een begrotingstekort?
A
Inkomsten zijn groter dan uitgaven.
B
Uitgaven zijn groter dan inkomsten.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zal de overheid niet doen als ze een begrotingstekort hebben?

A
Bezuinigen
B
Belastingen verhogen
C
Lenen
D
Staatsschuld aflossen

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
hypotheekaflossing
B
hypotheekrente

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies