A1 herhalen TC2 en start TC3 Wonen

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Maandag 11-10-2021

  Welkom allemaal!

wat gaan we doen?

• woorden spellen

• herhalen van werkwoorden van afgelopen donderdag
• spelletje met die werkwoorden
• begin nieuw hoofdstuk: wonen
• video
• tekenen en spreekoefening
• zelfstandig werken in boek/op computer

Lesdoelen van vandaag

Na de les van vandaag:

• Hebben jullie geoefend met het spellen van woorden.
• Hebben jullie geoefend met een aantal regelmatige werkwoorden en gebruikt in zinnen
• Kennen jullie woorden die horen bij 'wonen'
• Kunnen jullie vertellen hoe je eigen huis er uit ziet

woorden s-p-e-l-l-e-n

bladzijde

bladzijde

kijken

niet

titel

weg

fout

les

puzzel

weet

welke

ik                    ik-vorm  

jij/je               ik-vorm + t

                        ik-vorm + jij/je

u                     ik-vorm + t

hij/zij/ze      ik-vorm+ t

wij/we          hele werkwoord

jullie              hele werkwoord

zij/ze             hele werkwoord

ik                    drink               thee

jij/je              drinkt              koffie

                       drink jij/je?   cola

u                    drinkt              melk

hij/zij/ze     drinkt              water

wij/we         drinken           koffie

jullie             drinken           thee

zij/ze            drinken           water

hele werkwoord: drinken -> drinken -> drink: ik-vorm

Goed           of           Fout?

Wat moet het wel zijn?

Huiswerk bespreken

Jullie moesten elkaar een appje sturen om samen iets af te spreken.

Voor de volgende les draaien we het om en begint de ander!

het huis en de flat

Welke woorden kennen jullie?

het huis

de flat

video 6.1 * en 6.2**

• Waar woont Nina?
• Woont Nina in een oud of een nieuw huis?
  
• Woont zij in een klein huis?
  
• Waar wonen Daan en Nina?
  
• Hoeveel kilometer is het van Soest naar Amersfoort?
  
• Is de Musweg een rustige straat?
• Wat is er dichtbij de Musweg?

Teken jouw huis

Hoe ziet jouw huis er uit?

• Is je woonkamer groot of klein
• Hoeveel slaapkamers heb je?
• Is je slaapkamer boven of beneden?
• Is je badkamer boven of beneden?
• Waar is je WC?
• Heb je een zolder?
• Hoeveel deuren heeft je gang? 

Zijn de lesdoelen gehaald?

Hebben we woorden gespeld en hoe ging dat?

Kunnen jullie de werkwoorden beter gebruiken? 

Hebben jullie nieuwe woorden geleerd?

Kun je vertellen hoe je huis er uit ziet?

Wat gaan we donderdag doen?

• Grammatica: Ik zeg, wij zeggen- ik spel, wij spellen : werkwoorden met een korte klank.
• Jezelf voorstellen
• Wat staat er in je huis