3.4 Krachten in werktuigen

3.4 Krachten in werktuigen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.4 Krachten in werktuigen

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
  1. Je kunt in geval van evenwicht beschrijven aan welke voorwaarden de krachten moeten voldoen.
  2. Je kunt in geval van evenwicht de bijbehorende krachten benoemen.
  3. Je kunt de nettokracht berekenen van krachten die werken op één voorwerp.

Slide 2 - Tekstslide

Wat lees je op de schaalverdeling van een krachtmeter af?
A
de grootte van de kracht
B
de kracht op de veer
C
de meetafstand
D
het meetbereik

Slide 3 - Quizvraag

De massa van de steen is 250 g. De krachtenschaal is 1 cm ≡ 1 N. Hoe groot is de pijl die je zou moeten tekenen?
A
2,5 cm
B
0,25 cm
C
25 cm
D
0,025 cm

Slide 4 - Quizvraag

De richting van de nettokracht is naar
A
links
B
rechts
C
boven
D
beneden

Slide 5 - Quizvraag

Bereken in de situatie hiernaast de nettokracht.
Fnetto =

Slide 6 - Open vraag

Leerdoelen 3.4 Krachten in werktuigen
3.4.1 Je kunt uitleggen of een werktuig een enkele of een dubbele hefboom vormt.
3.4.2 Je kunt het draaipunt en de armen van een hefboom herkennen.
3.4.3 Je kunt bij werktuigen beschrijven op welke manier met een kleine kracht een grote kracht wordt uitgeoefend.
3.4.4 Je kunt bepalen hoeveel keer een werktuig de kracht vergroot die erop werkt.
3.4.5 Je kunt de krachten en armen berekenen bij een hefboom in evenwicht, waarbij het draaipunt van de hefboom aan het uiteinde ligt. (extra stof)

Slide 7 - Tekstslide

Kracht vergroten
  • Een steeksleutel is een goed voorbeeld van een werktuig. Met zo’n sleutel kun je een moer losdraaien die stevig vastzit (figuur 1). 
  • Je gebruikt de sleutel daarbij als hefboom. 
  • Zoals elke hefboom heeft een steeksleutel een draaipunt; soms aangegeven met een P. In figuur 1 is dat draaipunt aangegeven met een rode stip.

Slide 8 - Tekstslide

Hefboom

Een breekijzer is een voorbeeld van een hefboom.

Een hefboom heeft drie punten (figuur 3):
  1. een werkpunt; het werkpunt is waar je de kracht uitoefent.
  2. een draaipunt; bij het draaipunt kan de hefboom draaien.
  3. een last: met het last oefent de hefboom een kracht uit op een voorwerp

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

De arm van een hefboom
De brandweerman zet het lastpunt tussen de deur.
Het draaipunt zet hij tegen de auto. 
De brandweerman duwt op het werkpunt.
Het lange uiteinde houd je vast.
Met het korte uiteinde zet je kracht op een voorwerp.

Werkarm
lastarm

Slide 11 - Tekstslide

De arm van een hefboom
  • De arm van een kracht is de afstand tot   het draaipunt. 
  • De arm staat altijd loodrecht op de lijn   waarlangs de kracht werkt. 
  • Let erop dat de arm niet hetzelfde is als   de lengte van de hefboom.
  • Bij de meeste werktuigen wordt ervoor   gezorgd dat de werkarm groot is en   de lastarm klein.

Slide 12 - Tekstslide

Enkele hefbomen
Een bandenlichter, koevoet, flessenopener en een steeksleutel zijn voorbeelden van een enkele hefboom.
Met een hefboom kun je een kracht groter maken.
Het midden van de moer is het draaipunt 
van de hefboom. 
Het andere uiteinde van de steeksleutel is
het werkpunt. 
Het lastpunt zit op de punten aan de 
buitenkant van de zeskantmoer.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Dubbele hefbomen
Tangen en scharen bestaan uit twee hefbomen die om hetzelfde draaipunt draaien.




                                                                             Dubbele hefboom: 
                                                                       de ene hefboom is oranje,                                                                                    de andere is blauw.
De beide hefbomen draaien 
rond de rode stip:
het draaipunt.

Slide 15 - Tekstslide