woordvolgorde_1 jan 23

• NT2
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Oefenen met woordvolgorde

Standaardzin

Ik ga naar school

1. Ik =onderwerp (subject)
   
2. ga=werkwoord
   
3. naar school=rest
   

Zin met inversie

Morgen ga ik naar school

1. Morgen

2. ga=werkwoord

3. ik=onderwerp (subject)

4. naar school=rest

Vraagzin die begint met werkwoord

Ga ik morgen naar school?

Vraagzin die begint met vraagwoord

Wanneer ga ik naar school?

Zinnen met twee werkwoorden

Ik wil morgen naar school gaan.

1.tijd - 2.manier - 3.plaats

Ik ga morgen (=tijd) op de fiets (=manier) naar school (=plaats).

Nu jij!

Ik wil wonen in Saoedie Arabië.

Ik wil heb een groot bedrijf.

Ik wil wonen op de stad.

Ik zal wil voetballen.

Ik wil studie econoom.

Na de studie, ik ga nadenken waar ik wil wonen.

Misschien ik heb een man.

Ik wil woon in een appartement dat is alleen voor mij.

Ik wil geef eten aan honden en katten.

We hebben pauze tien minuten.

We moeten zijn om kwart over een in het zwembad.

Ik woon in Nederland alleen.

Ik wonen over 10 jaar in Amerika willen.