Paragraaf 1 - leesstrategieën + woordstrategieën

Welkom!
Leg NieuwNederlands vast op tafel
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg NieuwNederlands vast op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1 - leesstrategieën

Hoe lees je een tekst?

1. Oriënterend
2. Globaal
3. Precies
4. Zoekend

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 1 - leesstrategieën
1. Oriënterend
Je wil weten waar de tekst over gaat zonder de tekst te lezen (het onderwerp vinden)


Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 1 - leesstrategieën
1. Oriënterend
Je wil weten waar de tekst over gaat zonder de tekst te lezen (het onderwerp vinden)

Dit doe je door te letten op:
Titel, plaatjes, tussenkopjes, anders gedrukte woorden en je leest de eerste alinea.


Slide 4 - Tekstslide

Paragraaf 1 - leesstrategieën
2. Globaal
Je wil weten welke deelonderwerpen er besproken worden in de tekst

Slide 5 - Tekstslide

Paragraaf 1 - leesstrategieën
2. Globaal
Je wil weten welke deelonderwerpen er besproken worden in de tekst

Dit doe je door:
De eerste en laatste zinnen van iedere alinea te lezen

Slide 6 - Tekstslide

Paragraaf 1 - leesstrategieën
3. Precies
Je wil de hele tekst goed begrijpen

Slide 7 - Tekstslide

Paragraaf 1 - leesstrategieën
3. Precies
Je wil de hele tekst goed begrijpen

Dit doe je door de tekst van begin tot eind goed door te lezen 

Slide 8 - Tekstslide

Paragraaf 1 - leesstrategieën
4. Zoekend
Je wil handige/nuttige/bruikbare informatie vinden in een tekst

Slide 9 - Tekstslide

Paragraaf 1 - leesstrategieën
4. Zoekend
Je wil handige/nuttige/bruikbare informatie vinden in een tekst

Dit doe je door te letten op:
Tussenkopjes, anders gedrukte woorden en opvallende tekens

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vind je snel het onderwerp van een tekst?
A
De hele tekst lezen
B
Oriënterend lezen
C
Globaal lezen
D
Zoekend lezen

Slide 11 - Quizvraag

Bij oriënterend lezen . . . .
A
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst.
B
bekijk je de tekst en lees je de 1e alinea.
C
lees je de 1e en laatste zin van elke alinea.
D
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt.

Slide 12 - Quizvraag

Bij precies lezen . . .
A
lees je de 1e en laatste zin van elke alinea.
B
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt.
C
bekijk je de tekst en lees je de 1e alinea.
D
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst.

Slide 13 - Quizvraag

Bij zoekend lezen . . .
A
lees je de 1e en laatste zin van elke alinea.
B
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt.
C
bekijk je de tekst en lees je de 1e alinea.
D
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst.

Slide 14 - Quizvraag

Bij globaal lezen . . . .
A
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt.
B
lees je de 1e en laatste zin van elke alinea.
C
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst.
D
bekijk je de tekst en lees je de 1e alinea.

Slide 15 - Quizvraag

Paragraaf 1 - woordstrategieën

Wat doe je als je een woord niet kent?

Slide 16 - Tekstslide

Woordstrategieën
1. Synoniem zoeken: je zoekt een ander woord met dezelfde betekenis
Het skelet van een mens, het geraamte van een mens

Slide 17 - Tekstslide

Woordstrategieën
1. Synoniem zoeken: je zoekt een ander woord met dezelfde betekenis
2. Omschrijving zoeken: een uitleg van het woord
Zij nam het voortouw, ze stelde een planning voor.

Slide 18 - Tekstslide

Woordstrategieën
1. Synoniem zoeken: je zoekt een ander woord met dezelfde betekenis
2. Omschrijving zoeken: een uitleg van het woord
3. Definitie zoeken: een nauwkeurige omschrijving
Een docent is iemand die lesgeeft aan leerlingen op een school

Slide 19 - Tekstslide

Woordstrategieën
1. Synoniem zoeken: je zoekt een ander woord met dezelfde betekenis
2. Omschrijving zoeken: een uitleg van het woord
3. Definitie zoeken: een nauwkeurige omschrijving
4. Voorbeeld zoeken: te herkennen aan zo, zoals, bijvoorbeeld, dubbele punt

Slide 20 - Tekstslide

Woordstrategieën
5.  Tegenstelling zoeken: de tegenovergestelde betekenis
Aanwezig/afwezig, heerser/onderdaan




Slide 21 - Tekstslide

Woordstrategieën
5.  Tegenstelling zoeken: de tegenovergestelde betekenis
Aanwezig/afwezig, heerser/onderdaan
6. Bekend woorddeel zoeken: een deel van het woord dat je wel kent
Geluidloos, criminoloog (denk ook aan andere talen)



Slide 22 - Tekstslide

Woordstrategieën
5.  Tegenstelling zoeken: de tegenovergestelde betekenis
Aanwezig/afwezig, heerser/onderdaan
6. Bekend woorddeel zoeken: een deel van het woord dat je wel kent
(7. Bekijk de illustraties)



Slide 23 - Tekstslide

Door welk(e) woord(en) kun je de betekenis raden van 'nors'?
Onze buurman doet meestal nogal nors, maar zijn vrouw is erg vriendelijk.

Slide 24 - Open vraag

Door welk(e) woord(en) kun je de betekenis raden van 'aanvankelijk'? Aanvankelijk vond ik wiskunde een moeilijk vak en ook mijn klasgenoten snapten er eerst maar weinig van.

Slide 25 - Open vraag

Door welk(e) woord(en) kun je de betekenis raden van 'zoetwaren'? Zijn de meeste mensen dol op zoetwaren, zoals snoep, jam en gebak?

Slide 26 - Open vraag