16 januari: Nieuwe stof: Effect van krachten, soorten krachten herkennen
Krachten
In deze interactieve les ga je zelf de nieuwe stof verkennen. Klik deze les door en lees alle slides en beantwoord alle vragen. Heb je een vraag fout, kijk terug in de slides en probeer het goede antwoord te vinden. Aan het einde van de les is het de bedoeling dat je de volgende dingen weet en kan:
3.1.1 Je kunt uitleggen waaraan je kunt zien dat ergens een kracht op werkt of dat ergens een kracht op heeft gewerkt
3.1.2 Je kunt verschillende krachten benoemen die een rol spelen in een gegeven situatie
3.1.5 Je kunt het verschil tussen plastische en elastische vervorming beschrijven.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Krachten
In deze interactieve les ga je zelf de nieuwe stof verkennen. Klik deze les door en lees alle slides en beantwoord alle vragen. Heb je een vraag fout, kijk terug in de slides en probeer het goede antwoord te vinden. Aan het einde van de les is het de bedoeling dat je de volgende dingen weet en kan:
3.1.1 Je kunt uitleggen waaraan je kunt zien dat ergens een kracht op werkt of dat ergens een kracht op heeft gewerkt
3.1.2 Je kunt verschillende krachten benoemen die een rol spelen in een gegeven situatie
3.1.5 Je kunt het verschil tussen plastische en elastische vervorming beschrijven.
Slide 1 - Tekstslide
Vorige les heb je al gehoord over enkele krachten. Noem deze allemaal.
Slide 2 - Open vraag
Alle soorten krachten
Om het nog allemaal een keertje op een rijtje te hebben. Volgen er nu een paar slides met een beschrijving van de kracht.
Slide 3 - Tekstslide
Zwaartekracht
Zwaartekracht
De zwaartekracht trekt alles naar de aarde toe. Daar door voelen dingen zwaar aan en vallen ze naar beneden als ze niet tegen gehouden worden. Hoe zwaarder iets is, hoe groter de zwaartekracht op dat voorwerp
Slide 4 - Tekstslide
Spierkracht
De kracht die wordt uitgeoefend door spieren, heet spierkracht. Je gebruikt spierkracht als je dingen optilt.
Slide 5 - Tekstslide
Veerkracht
Als je een veerkrachtig materiaal indrukt of uittrekt, voel je dat het materiaal terug duwt of trekt.
Voorbeelden van veerkrachtig materiaal zijn veren en elastiek
Slide 6 - Tekstslide
Spankracht
Spankracht
De spankracht is de kracht in een touw of ketting wanneer spanning op staat.
Spankracht komt voor als je bijvoorbeeld aan een touw hangt of het komt voor in een hangbrug.
Slide 7 - Tekstslide
Magnetische kracht
Magneten oefenen een magnetische kracht uit op stoffen en voorwerpen met magnetische eigenschappen.
Magnetische kracht
Een magneet trekt sommige materialen aan met magnetische kracht. Een voorbeeld van een materiaal dat aangetrokken wordt is ijzer. Magneten worden dan ook gebruikt om ijzer uit een afvalberg te halen.
Slide 8 - Tekstslide
Een magneet
Een magneet heeft een noordpool (Met een N) en een zuidpool (met ee S of een Z). Een noordpool en een zuidpool trekken elkaar aan. Maar twee noordpolen en twee zuidpolen stoten elkaar af.
Slide 9 - Tekstslide
Krachten herkennen
Je moet kunnen herkennen welke krachten er in het spel zijn. Vaak moet je dit doen aan de hand van foto's en andere plaatjes. Bijvoorbeeld: Op de abseiler in de afbeelding hiernaast werken de zwaartekracht en de spankracht van het touw.
Slide 10 - Tekstslide
Natuurkunde taal
Als er een kracht op een voorwerp wordt uitgeoefend, zeggen we ook wel dat een kracht op een voorwerp werkt.
Slide 11 - Tekstslide
Een magneet heeft een ... en een ...
A
Oostpool
B
Zuidpool
C
Noordpool
D
Westpool
Slide 12 - Quizvraag
Wat gebeurt er als je een noordpool van de ene magneet bij de zuidpool van een andere magneet houdt?
A
De noord- en zuidpool trekken elkaar aan
B
De noord- en zuidpool stoten elkaar af
C
Het hangt af van de sterkte van de magneet
Slide 13 - Quizvraag
Hieronder zie je vier verschillende manieren waarop twee permanente magneten met de polen naast elkaar liggen. Sleep een groene krul naar de tweetallen die elkaar aantrekken en een rode kruis naar de tweetallen die elkaar afstoten.
2
Slide 14 - Sleepvraag
"Wanneer ik op de trampoline spring, werkt de veerkracht op mij"
Wat wordt hiermee bedoeld?
A
Ik oefen een kracht op de trampoline uit
B
De trampoline oefent een veerkracht op mij uit
Slide 15 - Quizvraag
Je ziet een aatal situaties waar krachten bij betrokken zijn. Sleep de kracht naar de situatie waar die kracht voorkomt. De zwaartekracht telt niet mee.
Spierkracht
Spankracht
Magnetische kracht
Veerkraht
Slide 16 - Sleepvraag
De effecten van krachten
Krachten zelf kan je niet zien. Je kunt alleen zien wanneer een kracht op een voorwerp wordt uitgeoefend. Dit kun je op een paar verschillende manieren zien. Die manieren zijn:
- De snelheid is vergroot of verkleint
- De richting van een object is veranderd
- Het voorwerp is van vorm veranderd
In de volgende slides wordt dit uitgelegd.
Slide 17 - Tekstslide
De effecten van een kracht
De effecten van een kracht
De snelheid vergroten of verkleinen.
Door de kracht kan de snelheid van een voorwerp groter of kleiner worden. Denk aan het optrekken van een auto of een bal die door een net gestopt wordt.
Als de kracht in dezelfde richting als de snelheid werkt zal de snelheid groter worden. Werkt de kracht tegen de snelheid in, dan zal de snelheid kleiner worden.
Slide 18 - Tekstslide
De effecten van een kracht
De effecten van een kracht
De richting van een beweging veranderen.
Een kracht kan ook de richting van de snelheid veranderen. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer je een bocht maakt op de fiets of als je opeens een andere kant oploopt bij een plotselinge windvlaag.
Slide 19 - Tekstslide
De effecten van een kracht
Je moet aan een verandering van richting kunnen zien in welke richting de kracht werkt.
Voorbeeld
Belinda stoot met de keu de witte bal weg. De keu oefent dus een kracht uit op de witte bal. Teken een pijl in de richting van die kracht.
Voor het antwoord klik door
Slide 20 - Tekstslide
De effecten van een kracht
Voorbeeld
Belinda stoot met de keu de witte bal weg. De keu oefent dus een kracht uit op de witte bal. Teken een pijl in de richting van die kracht.
Antwoord
De kracht is in de richting van de rode pijl. Dat kan je weten omdat de snelheid van de bal verandert in die richting.
Slide 21 - Tekstslide
Welk effect van een kracht op de bal zie je hier het duidelijkst?
A
Verandering van snelheid
B
Verandering van richting
Slide 22 - Quizvraag
De auto hiernaast is aan het optrekken, nadat hij stil heeft gestaan bij het stoplicht. Welke pijl geeft de richting van de kracht van de motor aan?
A
Groene pijl
B
Gele pijl
C
Rode pijl
D
Blauwe pijl
Slide 23 - Quizvraag
Welk effect van een kracht zie je hier het beste?
A
Verandering van vorm van een voorwerp
B
De snelheid vergroten of verkleinen.
C
De richting van een beweging veranderen.
Slide 24 - Quizvraag
Het mannetje in de afbeelding hiernaast duwt tegen de doos. De doos beweegt hierdoor naar rechts. Teken de afbeelding over in je schrift en teken vanaf de rode punt een pijl in de richting van de kracht. Maak daar een foto van en lever die in.
Slide 25 - Open vraag
De effecten van een kracht
De effecten van een kracht
Veranderen van de vorm van een voorwerp
Wanneer er een kracht op wordt uitgeoefend op een voorwerk dan kan dat voorwerp veranderen van vorm. Denk bijvoorbeeld aan een kussen waarop je gaat zitten of waneer je een blikje in elkaar drukt.
Dit vervormen kan op twee verschillende manieren. Deze worden uitgelegd in het filmpje op de volgende slide. Doe als je die hebt oortjes in om de video te kijken.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Video
01:17
De vervorming van het blikje is elastisch. Waar op niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quizvraag
02:16
Bedenk zelf een voorbeeld van plastische vervorming.
Slide 29 - Open vraag
02:16
Deze buizenbuiger zorgt ervoor dat je buizen makkelijk om de hoek kan leggen. Zien we hier plastische of elastische vervorming?
A
Plastische vervorming
B
Elastische vervorming
Slide 30 - Quizvraag
01:17
Bedenk zelf een voorbeeld van elastische vervorming?
Slide 31 - Open vraag
01:17
De vervorming van het matras is elastisch. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quizvraag
Is het plastische of elastische vervorming?
A
Plastische vervorming
B
Elastische vervorming
Slide 33 - Quizvraag
De elastieken in deze bungee trampoliene. Is het plastische of elastische vervorming?
A
Plastische vervorming
B
Elastische vervorming
Slide 34 - Quizvraag
Laatste vragen
De volgende vragen zijn om te controleren of je leerdoelen voor deze les gehaald hebt. Maak deze vragen alleen en vul ze eerlijk in.
Slide 35 - Tekstslide
Een loodgieter gebruikt een buizenbuiger om een bocht in een waterleiding te maken. Hoe kan je aan de gebogen waterleiding zien dat er een kracht op heeft gewerkt?
Slide 36 - Open vraag
In de gif zie je hoe na een vreugde vuur spijkers uit het zand worden gehaald. Welke krachten werken er op de spijkers?
Slide 37 - Open vraag
Je ziet hier een ball stuiteren. Val welke vorm van vervorming is hier sprake?
Slide 38 - Open vraag
Klaar?
Je hebt nu als het goed is alle informatie voor deze les. Ben je veel sneller dan de rest, dan heb ik in de overgebleven tijd nog een opdracht voor je:
Bedenk een toetsvraag die past bij de stof die vandaag behandeld is. Lever de vraag met het antwoord in,bij de volgende slide.
Ik zal deze vragen verzamelen en deze aan het einde van de lessenserie met jullie delen om te oefenen.