Nederlands hfd 5 formuleren 2 april

Nederlands hoofdstuk 5

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nederlands hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

In deze les leren:
Het verschil tussen "kennen"en "kunnen"
 en tussen                    "liggen"en "leggen".

Slide 2 - Tekstslide

we gaan: 
Eerst de theorie lezen die staat ook in je werkboekje op bladzijde 192.
Theorie - zo schrijfje het - en dan de verleden tijd.
daarna is er een filmpje over "kennen en Kunnen".

Slide 3 - Tekstslide

Sommige werkwoorden worden vaak door elkaar gehaald of fout gebruikt.
Het gaat om de werkwoorden kennen/kunnen en liggen/leggen.
Toch is er een belangrijk verschil in betekenis.

Slide 4 - Tekstslide

Zo schrijf je kennen, kunnen, liggen en leggen
 

Slide 5 - Tekstslide

zo schrijf je de verleden tijd

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Je gaat zelfstandig aan het werk:
Je maakt  in Magister, dat is beter want dan wordt je werk direct nagekeken, opdrachten 1 tot en met 7.

Slide 8 - Tekstslide

nog controleren of je het goed begrepen hebt

Slide 9 - Tekstslide

welke zin is goed?
A
Wij leggen ons schrift op tafel.
B
De kippen liggen een ei.

Slide 10 - Quizvraag

welke persoonsvorm is goed?
De meeste sporters leggen/liggen vroeg in bed.
A
leggen
B
liggen

Slide 11 - Quizvraag

welke persoonsvorm is goed?
We kunnen/kennen niet alles bewaren.
A
kunnen
B
kennen

Slide 12 - Quizvraag

Welke persoonsvorm is goed?
Jan legde/lag een schrift op tafel.
A
legde
B
lag

Slide 13 - Quizvraag

Wat heb jij geleerd vandaag?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide