Spelling

Spelling 
Blok 1


28 oktober 2024

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling 
Blok 1


28 oktober 2024

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijk om te weten...
  • Als ik aan het woord ben, is het stil;
  • Als je wat wilt zeggen, steek je jouw vinger/ hand op;

  •  Ik waarschuw twee keer,  bij de derde keer moet je er helaas uit... (vind ik ook niet leuk!);
  • Actieve houding; doe gezellig mee!

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Wat weten we al over spelling?
  • Lesdoelen

  • Spelling Blok 1

  •  Werkwoordspelling
  • Bijvoeglijke naamwoorden
  • Zelfstandige naamwoorden
  • Leestekens en citaten
  • Zelf aan de slag!

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...

Slide 4 - Tekstslide

Zie jij de fouten?


Elk jaar organiseerd onze buurt een groot Halloweenfeest. De kinderen verkleed zich als monsters, heksen en zombies, en klopt aan bij de deuren om snoep te vragen. Vorig jaar gebeurd er iets heel spannends: iemand schrikte ons toen we bij zijn huis aanklopte. Hij verschijn uit het niets in een eng kostuum en iedereen gilt van schrik!

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordspelling
  • Persoonsvorm
  • Voltooid deelwoord 
  • Hele werkwoord

Slide 6 - Tekstslide

Hoe kies je de goede regel?
Stap 1: Kijk welke vorm van het werkwoord het is.
  • Een persoonsvorm kan van tijd veranderen. (Doe de tijdproef.)
  • Een voltooid deelwoord gaat altijd samen met een vorm van hebben, zijn of worden.


Stap 2: Denk na welke regel daarbij hoort.        
  • Persoonsvorm: is het tegenwoordige tijd of verleden tijd? Gebruik de goede regel.  
  • Voltooid deelwoord: Gebruik de goede regel.

Slide 7 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Om de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd te schrijven, gebruik je de volgende regels: 
Je schrijft:
Voorbeelden:
Enkelvoud
Ik
Jij, u
Hij, zij, het

Jij na de pv
Gebiedende wijs
Ik-vorm
Ik-vorm + t
Ik-vorm + t

Ik-vorm
Ik-vorm
Ik verhuis
Jij verhuist
Hij verhuist
Verhuis je/jij?
Verhuis!
Meervoud
Wij
Jullie
Zij
Hele werkwoord
Hele werkwoord
Hele werkwoord
Wij verhuizen
Jullie verhuizen
Zij verhuizen

Slide 8 - Tekstslide

Verleden tijd
Bij klankveranderende werkwoorden schrijf je de verleden tijd zoals je die hoort: ik zwom, zij kocht, jullie gingen.
Bij klankvaste werkwoorden schrijf je: ik-vorm + te(n) of de(n).


Ik-vorm + te(n) of de(n)
Voorbeelden
Vissen
Praten
Spelen 
Antwoorden
Vis + te (n)
Praat + te (n)
Speel + de (n)
Antwoord + de (n)
Hij viste, wij visten
Jij praatte, jullie praatten
Zij speelde, wij speelden
U antwoordde, zij antwoordden

Slide 9 - Tekstslide

't Ex-kofschip
Gebruik bij twijfel de regel van ‘t ex-kofschip. Die gaat zo: 

  • Kijk naar de laatste letter van de stam (hele werkwoord zonder –en). 
  • Is dat een medeklinker in ‘t ex-kofschip? Dus is het een T, X, K, F, S, CH of P? Schrijf een t. 
  • Is het geen medeklinker in ‘t ex-kofschip? Schrijf dan een d.  

Slide 10 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
Hoe je het voltooid deelwoord van en klankveranderend werkwoord schrijft, hoor je vaak wel: gebracht, gestolen, bewezen

Het voltooid deelwoord van een klank vast werkwoord eindigt op een –t of –d.  

Om te bepalen welke letter je moet spellen, zet je het werkwoord in de verleden tijd.  

  • Hoor je in de verleden tijd een t? Dan eindigt het voltooid deelwoord ook op een t. 
  • Hoor je in de verleden tijd een d? Dan eindigt het voltooide deelwoord ook op een d. 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld | 
Hele werkwoord = passen 

Verleden tijd = ‘Ik paste een jas’.  
 
___ Je hoort een t___  

Voltooid deelwoord = ‘Ik heb een jas gepast’ 

 Voorbeeld || 
Hele werkwoord = gooien 

Verleden tijd = ‘Ik gooide een bal’. 
  
___ Je hoort een d___  

Voltooid deelwoord = ‘Ik heb een bal gegooid.’ 
Twijfel je? Gebruik dan de regel van ‘t ex-kofschip. 

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden uit het Engels
Bij werkwoorden die uit het Engels komen, gebruik je de Nederlandse regels voor spelling.
Joggen
Ik jog
Hij jogt
Hij jogde
Downloaden
Ik download
Hij downloadt
Hij downloadde
Gamen
Ik game
Hij gamet
Hij gamede
Racen
Ik race
Hij racet
Hij racete
Samshen
Ik smash
Hij smasht
Hij smashte
Paintballen
Ik paintball
Hij paintballt
Hij paintballde
stressen
Ik stres
Hij strest
Hij streste
Werkwoorden uit het Engels

Bij werkwoorden die uit het Engels komen, gebruik je de Nederlandse regels voor spelling.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het werkwoord ''gegooid'' in deze zin?

''De jongen heeft de bal gegooid.''
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Hele werkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ''werken''?

''Hij (werken) elke dag hard op school.''
A
werken
B
werk
C
werkt

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ''antwoorden''?

''Gisteren (antwoorden) zij op de vraag van de leraar.''
A
antwoordde
B
antwoord
C
antwoorden

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ''fietsen''?

Vorig jaar (fietsen) hij naar zijn werk.
A
Fietste
B
Fietsde
C
Fiets

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ''opruimen''?
Hij heeft zijn kamer (opruimen)
A
opgeruimd
B
opgeruimde
C
opgeruimt

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ''smashen''?
Gisteren (smashen) hij de bal in het veld.
A
Smashte
B
Smashde
C
Smasht

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord ''verhuizen''?

(Verhuizen) jij binnenkort naar een ander huis?
A
Verhuist
B
Verhuisde
C
Verhuis

Slide 20 - Quizvraag

Goed gewerkt!
Zijn er nog vragen???

Slide 21 - Tekstslide

Aan het werk!




We gaan aan de slag met de opdrachten van blok 1: Spelling. Ben je klaar? Steek je vinger op

Slide 22 - Tekstslide

Vooruitblik
Volgende week:
Spelling blok 2

Huiswerk: 
Spelling blok 1

Slide 23 - Tekstslide