Oefenen Stevigheid en Beweging



Oefenvragen Stevigheid en Beweging

M3

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



Oefenvragen Stevigheid en Beweging

M3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
hielbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de woorden naar de juiste afbeelding.
Bevat veel lijmstof
Bevat weinig lijmstof
Bevat veel kalkzouten
Is buigzaam
Bevat weinig kalkzouten
Beenweefsel
Kraakbeenweefsel

Slide 3 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de juiste afbeelding
Sleep de verbindingen naar de juiste plaats.
Bij 'niet bewegelijk' zijn 2 antwoorden goed.

Heel beweeglijk

Beetje beweeglijk
Niet beweeglijk
Naadverbinding
Gewricht
Kraakbeen
Vergroeid

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we nummer 6?
A
gewrichtskogel
B
gewrichtskom
C
gewrichtssmeer
D
kraakbeen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zie je een tekening van een gewricht.
Wat is het juiste antwoord?
A
A= gewrichtskapsel B= kraakbeenlaagje
B
A= gewrichtskom B= gewrichtssmeer
C
A= kraakbeenlaagje B = gewrichtssmeer
D
A= gewrichtskop B= kraakbeenlaagje

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn antagonisten?
A
Spieren met een tegengesteld effect
B
Spieren met dezelfde werking
C
allemaal pezen bij elkaar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke blessure zie je in de afbeelding?
Let op: je ziet voor-en zij-aanzicht
A
Kneuzing
B
Botbreuk
C
Ontwrichting
D
Spierscheuring

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kogelgewricht
Rolgewricht
Schaniergewricht

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we nummer 6?
A
gewrichtskogel
B
gewrichtskom
C
gewrichtssmeer
D
kraakbeen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je plotseling stekende pijn in je kuit voelt en niet meer verder kan spelen, welke blessure heb je?
A
Ontwrichting
B
Botbreuk
C
Spierkramp
D
Verstuiking

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een hernia?
A
Een uitpuilende zenuw die op een wervel drukt.
B
Een uitpuilende wervel die op een zenuw drukt.
C
Een uitpuilende kraakbeenschijf die op een zenuw drukt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pezen kunnen zich samentrekken
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spier
Spierschede
Spiervezel
Pees
Bewegingszenuwcel
Spierbundel

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke spier wordt bij deze oefening uitgerekt.
A
De achterste dijspier
B
De kuitspier
C
De scheenbeenspier
D
De voorste dijspier

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke spieren zijn geen voorbeeld van antagonisten


A
De achterste dijbeenspier en bilspier
B
De voorste dijbeenspier en de achterste dijbeenspier in het been
C
De armbuigspier en de armstrekspier

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zorgen de kapselbanden voor?

Ze zorgen ervoor dat...
A
het gewricht minder snel slijt
B
het gewricht soepel kan bewegen
C
de botten in het gewricht op hun plek blijven

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na een wedstrijd doen veel sporters een cooling-
down: zij gebruiken hun spieren, maar doen geen intensieve oefeningen.
Wat is het belang van een cooling-down?
A
Het bloed blijft door de spieren stromen en neemt afvalstoffen mee.
B
Door cooling-down ontspannen de spieren.
C
De antagonisten van de gebruikte spieren brengen de samengetrokken spieren weer op de lengte van voor de wedstrijd.
D
Tijdens de cooling-down voert het bloed extra koolstofdioxide naar de spieren.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is of welke stellingen zijn juist?
Stelling 1: Het rode beenmerg maakt bloedcellen.
Stelling 2: In de koppen van pijpbeenderen zit geel beenmerg.
A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Geen van beide stellingen is juist.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je RSI oplopen?
A
Door bij een val verkeerd op je arm terecht te komen.
B
Door een stoot, een stomp of een trap.
C
Door lange tijd steeds dezelfde beweging te maken.
D
Door een te sterke inspanning of een plotselinge beweging.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder staan 3 uitspraken over het skelet van een organisme
1. Het skelet bestaat voor het grootste gedeelte uit kraakbeen
2. Het skelet beschermt een aantal organen
3. Het skelet geeft vorm aan het lichaam

Welke van deze uitspraken gelden voor het skelet van de mens?
A
Alleen uitspraak 1 en 2
B
Alleen uitspraak 2 en 3
C
Alleen uitspraak 1 en 3
D
Uitspraak 1, 2 en 3

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke botten horen bij de wervelkolom?
A
alleen de wervels
B
alleen het heiligbeen en de wervels
C
alleen het heiligbeen en het staartbeen
D
het heiligbeen, het staartbeen en de wervels

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een bepaald bot is rond, dun en heeft geel beenmerg (hierin wordt vet opgeslagen). 
Hoe heten dit bot?
A
Pijpbeenderen
B
Platte beenderen
C
Kraakbeen
D
Beenmerg

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In de afbeelding hiernaast staan drie onderdelen aangegeven met cijfers.
Welk onderdeel bestaat uit kraakbeen?
A
Onderdeel 1
B
Onderdeel 2
C
Onderdeel 3

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk dier / welke dieren verplaatst/verplaatsen zich makkelijker op een drassige, zachte bodem?
A
Een zoolganger
B
Een hoefganger
C
Een teenganger

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een teenganger is vaak een snelle renner omdat
A
hij met een kleiner voetoppervlak de grond raakt
B
hij beter kan afzetten
C
hij zijn gewicht verdeelt over vier poten
D
hij beter zijn evenwicht kan bewaren

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding.
Welk bot is gebroken?
A
Het dijbeen
B
Een middenhandsbeentje
C
Het opperarmbeen
D
Een rib

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Je ziet in de afbeelding hiernaast een gedeelte van het skelet van de mens.
Welk type gewricht wordt aangegeven met gewricht Q?
A
een kogelgewricht
B
een scharniergewricht
C
een rolgewricht
D
een zadelgewricht

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding hieronder  is het skelet van een kikker te zien. Een aantal botten staan aangegeven met cijfers. Sleep de groene namen van de botten naar het juiste cijfer.
1
2
3
4
5
middenhandsbeentje
heupbeen
opperarmbeen
dijbeen
schouderblad

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding hiernaast staat het skelet van de mens weergegeven. Een aantal botten staat aangegeven met cijfers.
Sleep de namen van de botten (linkerkant) naar het juiste cijfer.
7
5
6
8
9
10
1
2
3
4
dijbeen
lendenwervel
schouderblad
knieschijf
borstwervel
scheenbeen
heiligbeen
staartbeen
borstbeen
heupbeen

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


In de afbeelding hiernaast zie je het spierstelsel van een rennende man op een bepaald moment. De vragen gaan over de voorste en achterste dijspieren in het rechterbeen van deze man.
Zijn de voorste dijspieren samengetrokken in het rechterbeen? En zijn de achterste dijspieren samengetrokken?
A
alleen de voorste dijspieren zijn samengetrokken in het rechterbeen
B
alleen de achterste dijspieren zijn samengetrokken in het rechterbeen
C
geen van beiden spieren zijn samengetrokken in het rechterbeen
D
zowel de voorste als de achterste dijspieren zijn samengetrokken in het rechterbeen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In de afbeelding hiernaast is een deel van het skelet getekend.
Komt in dit deel van het skelet een kogelgewricht voor? En een rolgewricht?
A
wel een kogelgewricht, maar geen rolgewricht
B
wel een rolgewricht, maar geen kogelgewricht
C
zowel een kogelgewricht als een rolgewricht

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In de afbeelding hiernaast zijn de beenderen en enkele spieren in de achterpoot van een kikker schematisch getekend.
Welke van de getekende spieren zijn antagonisten van elkaar?
A
alleen de spieren 1 en 2 zijn antagonisten van elkaar
B
alleen de spieren 2 en 4 zijn antagonisten van elkaar
C
de spieren 1 en 2 zijn antagonisten van elkaar en de spieren 3 en 4 zijn antagonisten van elkaar
D
de spieren 1 en 3 zijn antagonisten van elkaar en de spieren 2 en 4 zijn antagonisten van elkaar

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat voor blessure is in de afbeelding hiernaast te zien?
A
een botbreuk
B
een ontwrichting
C
een scheuring van de kapselbanden

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In de afbeelding hiernaast is een beenverbinding aangegeven met Q.
Welke beenverbinding is aangegeven met Q?
A
vergroeide beenverbinding
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hieronder staan een aantal onderdelen van een gewricht.
  1. Gewrichtskapsel
  2. Gewrichtssmeer
  3. Kraakbeenlaagje
  4. Kapselband
Welk onderdeel of welke onderdelen van een gewricht zorgen voor een soepele beweging? 
A
alleen onderdeel 2
B
alleen onderdeel 1 en 4
C
alleen onderdeel 2 en 3
D
onderdeel 1, 2 en 3

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In de afbeelding hiernaast is een doorsnede van een gewricht te zien. Een aantal onderdelen is aangegeven met cijfers.
Welk onderdeel van het gewricht maakt gewrichtssmeer?
A
onderdeel 2
B
onderdeel 4
C
onderdeel 5
D
onderdeel 6

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een leerling doet een experiment met een kippenbotje. Hij doet het botje een dag in zoutzuur en kijkt daarna wat er is gebeurd met het botje.
Wat is er gebeurd met het botje? En welke stof is verdwenen uit het botje?
A
het botje is zacht en buigzaam geworden, de kalkzouten zijn verdwenen
B
het botje is zacht en buigzaam geworden, de lijmstoffen zijn verdwenen
C
het botje is hard en breekbaar geworden, de kalkzouten zijn verdwenen

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kogelgewricht
Scharniergewricht
Rolgewricht
Heup
Spaakbeen en ellepijp
Vingerkootje

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies